Pagina's

24 januari, 2009

FOTOMATRIX MODEL 2007





Ik moet mijn rijbewijs vernieuwen volgens de Divisie Registratie en Informatie van de Rijksdienst voor het wegverkeer. Maar sinds 1994 mag je daar niet meer van spreken, RDW heet het nu.
In die brief is sprake van één recente kleurenpasfoto die voldoet aan de eisen van de Fotomatrix Model 2007. Normaal gesproken ga ik er van uit dat de fotograaf weet wat hij/zij doet en op de hoogte is van die eisen die gesteld worden. Dat bleek ook zo te zijn, de foto moest drie keer overgemaakt!
Nieuwsgierig geworden ben ik op zoek gegaan naar dat Model 2007, wat resulteerde in een PDF waarop 60 portretjes staan van mannen en vrouwen en zelfs een baby. Bij 50 van die foto's staat een rood kruis en de reden waarom die opname niet goed is. Slechts bij 10 staat een groen goedkeur teken, gek genoeg is de baby in alle vier de gevallen goed! Ondanks alle commotie over hoofddoekjes en andere schedelbedekkers zoals een tulband mag het wel mits het hele gezicht zichtbaar is. Vreemd is echter dat de 'baardgroei' nergens aan de orde komt, terwijl iedereen weet dat wel of niet een baard behoorlijk wat uitmaakt bij het identificeren van individuen.


OOO
O


22 januari, 2009


WAAR MAAK IK MIJ DRUK OM...





Man waar maak je je druk om, hoor ik sommigen al mompelen. "Slecht voor de bloeddruk en het levert toch niets op." Toch maak ik mij zo nu en dan druk over mijn werk als ik vind dat het onrecht wordt aangedaan.
Voor de bij de Gaasperplas te houden FLORIADE 1982 maakte ik het beeld "Dwazen denken te beschermen", een stalen open kubus met een daaraan door een ketting geketende betonnen paal. Na de tentoonstelling vroeg de toenmalige gemeente Amsterdam mij het beeld te vergroten voor een plantsoen op Zeeburg. Het beeld is daar neergezet zoals ook het kleinere broertje, met de kubus zichtbaar boven het maaiveld.
Een paar jaar geleden reden wij langs het beeld en zag ik tot mijn grote schrik dat het niet meer het beeld was zoals ik het bedoeld had. De kubus was ingegraven leek het wel en het beton had een schilderbeurt gekregen! Zoiets aankaarten bij een gemeente, nu deelgemeente is onbegonnen werk, ik heb het laten lopen en was het totaal vergeten totdat ik er gisteren per toeval achterkwam dat er tegenwoordig een 'Kunstwacht' bestaat. Een particulier bureau dat kunst in de openbare ruimte inventariseert, maar ook onderhoudt en restauraties uitvoert voor aangesloten gemeenten zoals Zeeburg.
Vanmorgen mailde ik mijn verbolgenheid en een uur geleden had ik een gesprek en waren fouten in de tekst op de site verbeterd! Daar kan geen gemeente ambtenaar tegenop.
Er gaat uitgezocht worden of de oorspronklijke bedoeling weer zichtbaar gemaakt kan worden.





<>


18 januari, 2009

DE OMKEER FILOSOFIE


Er waren, toen ik met het sieraden metier in aanraking kwam, al zo ontzettend veel goed draagbare sieraden gemaakt dat ik geen enkele behoefte had daar nog meer aan toe te voegen. In de B.O.E. periode heb ik een aantal ondraagbare sieraden gemaakt waaronder deze vier perspex ringen. Eigenlijk is het een stripverhaaltje, de 'steen' van de ring buigt zich langzaam naar de scheen en duikt erin waardoor de ring ondraagbaar wordt.




Ze zaten geplakt in een koffer met reflecterende bodem samen met nog een stel andere ondraagbare ringen. Dat waren halve ringen die door de spiegeling één werden. De koffer was te zien op een tiental tentoonstellingen van de B.O.E. Het is denk ik nooit begrepen, er is nooit één woord over gezegd of geschreven. Zo maakte ik ook een ring voor een jubileum van galerie RA, beschreven in de tekst van Galerie Marzee. De opdracht was: iets te maken wat binnen 4x4 cm paste. Ik zaagde een stuk steen op maat en boorde er een gat in, dat gat beplakte ik met bladgoud en de omgekeerde ring was geboren! Het kistje is ook van mijn hand. Wat niet te zien is, is dat wat op de foto de deksel is met een perspex plaat kon worden afgesloten zodat alles keurig op z'n plaats zou blijven. In eerste instantie gaven zich niet genoeg deelnemers op om de kist te vullen, vandaar mijn bijdrage. (Ik was geen exposant bij RA.) Later kwam er toch nog meer binnen maar toen was het kistje al vol.




In 1986 vroeg Galerie Marzee mij voor een tentoonstelling in de toen nog kleine galerie in Nijmegen. Zij maakte toen een reeks tentoonstellingen waaraan een mutiple verbonden was. De exposant - van welke discipline dan ook, maar meestal sieradenmaker - werd gevraagd een multiple te maken in een oplage van 20 stuks. Ik maakte een draagbaar sculptuurtje van hout, verpakt in een klein 2 mm triplex kistje. Eén exemplaar was voor Marzee, een ander werd verkocht. De eigenaren omschrijven het als volgt: Een minutieus rasterwerk van dun blank hout (verlijmd). De 21 vakjes zijn van binnen met bladgoud afgezet. Er is één geel blokje dat in een willekeurig vakje geschoven kan worden. Aan dat gele blokje is de steekspeld bevestigd. Het sieraad is in een oplage van 20 gemaakt (wij hebben nr. 2). Als je zou willen, kan het sieraad ook neergezet worden als een klein object (maten van het sieraad zijn 14 bij 5). Voor het sieraad is een bijbehorend elegant grijs houten doosje gemaakt. Het deksel ligt niet op de zijkanten, maar valt in de zijkanten ! Het rasterwerk van het sieraad komt “voorzichtig” terug in de deksel van het doosje.

" We zien jou als een grote forse man met - denken wij - dito handen. Het is dan ook niet voor te stellen dat je zoiets kleins zo precies kan maken met - dat moet wel - veel geduld. Inmiddels weten wij ook uit andere ontwerpen dat je precies bent, geduld hebt en het kunt."


© foto: Hogers/Versluys


Tekst MARZEE

17 januari, 2009




V A A S 1987



In 1987 kregen wij een uitnodiging van Galerie Detail in Groningen om mee te doen aan een tentoonstelling die de titel 'Visie op Vazen' zou krijgen. Ik geloof niet dat wij tot dat moment ooit een vaas gemaakt hadden.
Ik weet niet meer wie op het idee kwam, Marion of ik, maar al brainstormend kwamen we op een 'patat puntzakje' uit. Maar zo'n zakje wil niet blijven staan op z'n punt. Dat probleem kan je oplossen door een houder te maken of door 'm op te hangen. Ik ben verder gaan zoeken en vond de oplossing in het materiaal zelf. Ik ging uit van een strook zink van 100x20 cm, 1 mm dik. Die strook 'wikkelde' ik om een houten vorm, dat klinkt eenvoudig maar het was een zware klus. Die 1 meter lengte heb je nodig als 'houvast' maar ook om een mooie ronding te krijgen. Met een houten hamer maakte ik het uiteinde zo scherp als mogelijk, vervolgens soldeerde ik de naad van de 'tuut' dicht.
De laatste handeling was het moeilijkst, ik moest proberen in één beweging het restant van de strook zink zodanig om te buigen dat de vaas kon staan.
Dat is mij slechts één keer goed gelukt, de eerste keer! De volgende kreeg ik niet goed, daar heb ik de 'poot' vanaf geknipt en er een hangvaasje van gemaakt. De vorm van de vaas was prachtig, maar de zinkkleur en soldeerresten bevielen mij niet. Als bijna vanzelfsprekend greep ik naar acrylverf, zie ook mijn andere werk uit die tijd. Het zink ontvette ik met zuur en beschilderde zowel de buiten- als binnenkant van de vaas.
Beide vazen worden hier in huis zeer intens gebruikt en tot mijn eigen verbazing zit die verf er nog steeds op.
Twee jaar geleden probeerde ik de vaas weer eens te maken, maar ik kreeg niet eens de tuut goed, en met het solderen vielen de gaten er in!

Marion maakte ook een hangvaasje, van papier-maché, want dat was het materiaal waar ze toen mee werkte. Het vaasje was alleen geschikt voor droogbloemen. Helaas kan ik er geen foto van vinden.






O


15 januari, 2009

B.O.E.




In 1973 ontstond de Bond van Oproerige Edelsmeden o.a. uit onvrede over de presentatie van het sieraad in de toenmalige musea en galleries. Weg met die stijve presentaties in koele vitrines keurig op een rijtje, was de gedachte. De leden haalden hun werk uit de vitrines en toonden het op poppen, in koffers, aan de waslijn en als manifest in een doos. Die doos, wij noemden hem de BOE BOX, heb ik bedacht en gemaakt, ik was die ene beeldhouwer, de andere vier kregen hun eigen vakje en vulden die met voor hen kenmerkende attributen en een drukwerkje over hun werk en motivatie. Aan de binnenkant van de deksel lieten wij ons manifest tweetalig screenen. Van die doos of eigenlijk kistje heb ik er zeker 50 gemaakt, aan drukwerk hadden wij een veelvoud klaarliggen. Maar van de rest, de kussentjes van Françoise, de sheets van Karel, de zelfbouwdoos van Onno en de foto plus kinderschminkdoosjes van Marion was niet voldoende klaar om alle dozen te vullen. Ik denk dat wij niet meer dan twintig BOE BOXEN compleet konden maken; daarvan zijn er een aantal geschonken aan de mensen die mee hadden gewerkt en een paar zijn verkocht.

WAAROM SCHRIJF IK DIT NU?

Een paar dagen geleden kreeg ik een uitnodiging voor een jubileumtentoonstelling. Een expositie van het werk van iemand die ik alleen van naam ken. Op de kaart wordt melding gemaakt van 'de ceremoniële opening van een BOE doos', een BOE box die ze bij toeval ergens zijn tegengekomen.Van die mededeling schrok ik enorm en ik vroeg mij af wat 'onze' doos op haar tentoonstelling doet. Op vragen van mijn kant krijg ik als antwoord dat de jubileumtentoonstelling een 'voortentoonstelling' kent met werk van haar oud leraren en stage begeleiders. Het leek haar een goed idee de door hun twintig jaar gesloten gehouden BOE doos ceremonieel te open en daarna in een vitrine bij te zetten. (Eén van de BOE leden was later haar docent op de RA.) Het was beter geweest dat op de kaart te vermelden en aardig geweest als ze mij daarover hadden bericht. Maar de tijden blijken veranderd.

Ondertussen heb ik begrepen dat ik het ook als een eer zou kunnen beschouwen - die aandacht voor en opening van de doos - en er trots op mag zijn dat meer dan dertig jaar na publicatie ons manifest gebruikt wordt. Dat ben ik ook wel, maar ik hou het nare gevoel dat ons werk gebruikt wordt op een manier waarvoor wij het niet maakten. Voor mij blijft het een 'stunt'; het pronken met andermans werk en het 'bijzetten' in een vitrine is nou precies waar we op tegen waren.

Een paar publicaties terug had ik het over het oneigenlijk gebruik van andermans werk, dit is een voorbeeld waar ik niet aan had gedacht.




14 januari, 2009

F R U I T S C H A A L


© foto Robert P. Sledziewski


Zo'n twintig jaar geleden bedacht ik deze fruitschaal. De houten kegel die ik gebruikte als vorm voor de poten, had ik ergens anders voor gedraaid. Het was een mooie strakke vorm en ik besloot er een gipsen mal van te maken waarin ik was kon gieten. De maat van de kegels was dusdanig dat ik meende ze als poten van een schaal te kunnen gebruiken. De scherpe punten vroegen om een tegenvorm die ik vond in de wattigheid van een wolk. Ik goot een niet te dikke plaat was en sneed daar een vorm uit, waarin ik gaatjes ponste. De plaat liet ik een beetje doorzakken om een 'holling' te krijgen. Van die was-wolk heb ik weer een gipsen mal gemaakt en daarin meerdere 'wolken' gegoten. Uiteindelijk heb ik één of twee complete schalen in brons laten gieten. In ieder geval is dit er één van en die staat op een schitterende plek bij mensen die er iedere dag van kunnen genieten. Ik heb ook nog een poging gedaan de schaal in steengoed uit te voeren, de kegels gingen goed en die heb ik nog, maar de blauwe wolk klapte in de oven bij een bevriende keramiste uit elkaar! De vriendschap klapte ook dus staakte ik mijn pogingen.




O

13 januari, 2009

B e z i g e h a n d e n .



Dankzij internet laait de discussie over het auteursrecht weer op, al gaat het dan tot nu toe over tekst en het 'hergebruik' daarvan.
Er zijn verschrikkelijk veel mensen die iets creëren, met hun handen iets kunnen maken. En andermanser zijn veel mensen die met hun handen iets maken en er van moeten leven. Er zijn er slechts een paar die dat ook daadwerkelijk kunnen. Als een ander met het product dat je met jouw handen gemaakt hebt, ongevraagd aan de haal gaat is dat diefstal of oneigenlijk gebruik.
Het vervelende echter voor de pleitbezorger die vindt dat gedane arbeid betaald moet worden, is dat veel mensen die iets gemaakt hebben het helemaal niet erg vinden dat een ander er mee vandoor gaat. Ze zijn er vaak zelfs trots op omdat hun werk blijkbaar de moeite waard is gejat te worden. Wat ze er vaak niet bij vertellen is dat het wereldwijd registreren van dat product (bv. meubels) een kapitaal kost. Voorbeelden hiervan zijn overal te vinden. (Marcel Wanders en Gijs Bakker deden daar uitspraken over.)
Tot de jaren zeventig van de vorige eeuw waren beeldhouwers trots en blij als ze voor een tentoonstelling gevraagd werden, ze maakten er veelal nieuw werk voor en hoopten op een opdracht. Die opdracht kwam meestal niet en de beeldhouwer kon z'n hand ophouden bij Sociale Zaken. Toen het Lieverdje op het Spui van Carel Kneulman, na de 'happenings' van de Anti-rookmagiër Robert Jasper Grootveld en de acties van Provo's en Kabouters populair werd, grepen souvenirmakers hun kans en lieten 'onbekende derden' kleine Lieverdjes maken die er niet uit zagen. Carel heeft toen zelf een stichting opgericht, de Stichting Replica met als doel het beschermen van zijn en andermans rechten als maker, het toezien op reproductie en het innen van centjes. Zijn stichting is later opgegaan in de Stichting Beeldrecht, nu PICTORIGHT. Die stichting Replica, waar ik zelf via een omweg nog mee te maken had, kan ik niet eens meer terugvinden.

Na de 'Hollandse culturele revolutie' eind jaren '60 introduceerden de Nederlandse Kring van Beeldhouwers, in navolging van het door de BBK geïnitieerde 'hanggeld', 'staangeld'. Als beeldhouwer sjouwde en showde je niet meer voor noppes, maar ontving je een vergoeding als je aan een tentoonstelling meedeed. Het was beslist geen vetpot maar een dankbare aanvulling op het karige inkomen. Nog geen twintig jaar later ging men er anders over denken, de aanbieders/ makers van het werk mochten blij zijn als de 'betaalde organisatoren' (vaak collega's) de keus op hen lieten vallen. Werk maken en exposeren zonder daar een cent voor te ontvangen. Terug bij af dus.

Het hang/staangeld staat steeds opnieuw ter discussie, net als alle andere vormen van rechten waarvoor betaald moet worden. Plasterk maakt zich sterk voor richtlijnen maar zijn ambtenaren 'vergeten' dat die er al lang zijn. Het wiel moet, zoals zo vaak in de politiek, weer eens opnieuw worden uitgevonden; om moe van te worden. Vuile handen maken en in onschuld wassen.
Op een enkeling na gebruiken alle schrijvers hun handen om tekst te produceren. Als ze dat doen om hun brood te verdienen worden ze daar voor- of achteraf voor betaald. Ook dat is meestal geen vetpot, op de enkele succesvolle scribent na. De gemiddelde schrijver is blij als zijn of haar 'stukkie' gepubliceerd wordt en hij of zij daarvoor betaald krijgt.

Maar we mogen blij zijn als we onze handen nog kunnen gebruiken. Mijn handen verlangen naar werk: vuil werk en veel splinters.




*


12 januari, 2009

B L O G G E N

Wat is er nou zo leuk aan het maken van een blog, waarom vind ik het leuker dan het schrijven van een dagboek, sterker nog waarom schreef ik nooit een dagboek en leef mij nu uit in een bijna dagelijks blog?



Het antwoord is verbluffend simpel en voor de hand liggend. De digitale techniek vind ik leuker dan ik ooit gedacht zou hebben. Die biedt een - voor een simpele digi-ziel als ik ben - al niet bij te benen hoeveelheid mogelijkheden. Het kunnen spelen met plaatjes, teksten, kleur en bewegende beelden en dat alles dan ook nog direct beschikbaar maken voor de hele wereld is iets waar beeldend kunstenaars nog geen twintig jaar geleden alleen van konden dromen. Ik zie het maken van een pagina dan ook bijna als het maken van een beeldje en geniet ervan. Niet elk beeld is een succes, maar dat hoeft ook niet, heb ik ooit geleerd. Soms zou ik willen dat ik er meer van begreep en er dus meer mee kan doen, maar eigenlijk ben ik blij dat dat niet zo is. De beperkingen binnen BLOGGER bevallen mij wel. Voorlopig zijn een plank en een spijker voor mij genoeg.


Toen ik de foto van mijzelf in diepe slaap van L. op mijn scherm kreeg - ik wist niet dat die gemaakt was - moest ik meteen aan werk van Lucian Freud denken, maar ook dat ik 'm moest gebruiken. Maar mijzelf zo te etaleren zou ook niet door iedereen in dank worden afgenomen, dus maakte ik een zwart balkje over mijn intieme delen, maar dat zag er net zo beroerd uit als vroeger de 'afgebalkte' tepels op de foto's bij de oude Amsterdamse nachtclubs met hun pikante dansshows, naast de Phonobar op het Thorbeckeplein. Zonder tekst kon de foto ook niet, tekst op de foto leek de oplossing, maar net als bij het balkje maakt het mensen alleen maar nieuwsgierig.


Lucian Freud, Nude With Leg Up 1992

Vandaag is het Marions sterfdag, zij heeft mij door haar ontdekkingen op het Appeltje, op dit pad gebracht. Jammer dat ze latere ontwikkelingen niet meer heeft mogen meemaken. Ik denk dat ze er prachtige, waardevolle, nieuwe dingen mee zou hebben gedaan. Het bloggen had ze vast opgepikt, ze zou zichzelf nog meer bloot gegeven hebben dan ze al deed.




Kommetje Marion 1992


*

11 januari, 2009


Gravürotypie 1910





Deze twee briefkaarten, waaronder één gericht aan Mejuff: K. Wortel, p/a den Heer J. Wortel, Broodbakker te Kwadijk vond ik los in een foto album van Edith. Ik denk dat ze de kaarten ooit kocht op het oude Waterlooplein; daar stonden mannetjes met schoenendozen vol oude prentbriefkaarten. Het kan best zijn dat ze er nog staan, maar ik kom er nooit meer, de gein is er vanaf. Het heeft even geduurd voordat ik door had waarom ze de kaarten gekocht zal hebben: niet voor de juffers, maar voor de hoeden natuurlijk! Prachtig groteske ontwerpen, een schril contrast met de leren baret (?) die ze later voor Max Heijmans maakte.




foto ANP


*


10 januari, 2009

O P E N E N B L O O T





Tot niet zo lang geleden droeg ik bijna altijd een spijkerbroek, voor nét en een oude om in te werken, hoewel dat verschil niet altijd goed te zien was. Ik kocht altijd twee broeken tegelijk, twee LEE met rechte pijpen. De heavyweight denim is naar mijn gevoel echter niet meer wat het was, het voelt dunner aan en is sneller versleten en dat voor een prijs waar ik 10 'werkbroeken' voor kan kopen! Ik heb nu nog maar één jeans en daar doe ik geen 'werk' meer in.

M'n werkkleding heb ik al meer dan een week niet aangehad, buiten is na het voeren van de kippen niet veel te doen. De deur van mijn atelier doe ik wel van het slot, maar veel heb ik er niet te zoeken. Niet dat het er ijzig koud is, lager dan -2˚ komt de thermometer meestal niet en dat is goed te doen als je lekker bezig bent, maar 'het komt er niet van'. Veel lust heb ik ook niet, moet ik zeggen. Ik zit nu liever achter m'n scherm, daar kijk ik meer langs dan erop! Er is buiten zoveel te beleven!
Heggenmussen, Ringmussen, Huismussen, Merels, Lijsters, Koolmezen, Pimpelmezen, Staartmezen, Roodborsten, Vinken, Kraaien, Kauwtjes, Eksters, Turkse Tortels, Houtduiven, Grote bonte spechten, Boomklevers en niet te vergeten het Bokje, de Koperwiek, de Buizerd en de overvliegende meeuwen. Reigers en soms in een flits de sperwer of een valkje. Wat een drukte, wat een genot!

Toch ben ik geen 'binnenmens' en bovendien krijg ik koude voeten achter mijn bureau, dus trek ik zo nu en dan mijn 'werkjas' aan, zet een muts op en ga naar buiten. Voor ik het weet zit ik dan in m'n goede goed te rotzooien, veeg mijn vuile handen er aan af of blijf aan een spijker hangen.
Een 'spijkerbroek voor alle dag' was zo gek nog niet, misschien moet ik daar toch naar terug.


09 januari, 2009

Houtsnippen raken de kluts kwijt.


Een berichtje met foto van Thea, zij schrijft:

Ik weet dat houtsnippen schuwe bosvogels zijn en met hun lange snavel larven, wurmen en insecten uit de losse bosgrond halen. Als het vriest wordt het moeilijk voor ze in het bos en trekken ze de bewoonde wereld in. En volgens Nico de Haan in zijn OrnithoNieuws van 11 december zijn ze dan vaak niet zo handig bezig. Zijn bericht begon met: houtsnippen raken de kluts kwijt. Ze zijn natuurlijk ook geen bewoning gewend. Een paar jaar geleden klapte er een tegen de voorruit. Die hebben we toen voorzichtig in een doos gezet en gebracht naar het vogelopvangcentrum. Ze vonden dat hij er monter uitzag, maar.... toch 's middags was hij dood.
Die van de foto lag aan de andere kant van het huis; een klap hebben wij niet gehoord en toen wij hem vonden was hij al koud, maar had wel z'n oog open.

OO


B O K J E


BOKJE
foto IVN



KOPERWIEK




Nu er steeds meer sneeuw en ijs ligt en er moeilijker voedsel te vinden is, komen steeds meer wintergasten op onze voederplekken af. Zoals het Waterhoen, die komt zelden in de tuin, nu blijft hij gewoon wachten op de volgende ronde zaden, noten en broodkruimels. De Koperwiek was er ook weer, hoewel we hem/haar niet hebben zien eten is de vogel zeker een kwartier lang bezig geweest zich te 'poetsen'. Maar echt stil zitten, ho maar! De foto is dan ook wat minder vandaar de extra prent.
De meest bijzondere gast was het Bokje, niet dat we dat meteen wisten, we hadden er zelfs nog nooit van gehoord! Buurman Gerard kwam ons vanmorgen halen om een bijzonder vogeltje te laten zien dat bij hem langs de sloot zat. Hij dacht aan een IJsvogeltje, een gedachte waar wij aardig in mee konden gaan. De bouw en houding leken er enigszins op maar de kleur totaal niet. Het beestje bleef heel lang roerloos zitten bij een wakje in het ijs van de sloot, helaas vloog het weg toen ik de camera op hem richtte. Ook in de lucht leek het op een IJsvogel. Het meest kenmerkende was een gele streep van snavel tot staart. Na wat geblader in de vogelgids kwam ik uit bij het BOKJE, een klein lid van de Snippen familie. Na het lezen van de beschrijving wist ik het zeker, alles klopte! Het Bokje op deze foto doet helemaal niet denken aan een IJsvogel, toch bracht vooral de houding van de naar stekelbaarsjes turende vogel ons op die gedachte.



*
**
***

08 januari, 2009

R U I G E R I J P EN P E G E L S
Als tussendoortje.


Foto's Lindsey Kennedy Bogle




Het zijn dankbare dagen voor de makers van wonderschone plaatjes, de weermannen vechten erom en de streekbladen staan er vol mee. Dankzij de spotgoedkoop geworden digitale fotografie en internet, dat voor iedereen die het kan en wil gebruiken steeds simpeler wordt, vliegen de mooie plaatjes de wereld over.

*****
***
**
*


Erinaeceus europaeus



Er scharrelen in onze tuin een aantal egels rond, ooit vond ik er één in het kippenhok, daar had het beestje een lekker warm plekje gevonden achter een baal stro. Een ander was en dat is minder leuk, verdronken in de waterput. Vlak voor de sneeuwval kwam er weer één even buurten, wat ons bevreemde want hij zou in winterslaap moeten zijn.
Volgens de egelopvang mogen ze kattenvoer eten en daar hebben we na dood van Meisje nog wat van staan. En ja hoor, ze kwam erop af en at er lustig op los. Een paar dagen later lag er sneeuw en zagen we een prachtig spoor dat van die egel moet zijn. Het houdt op bij de datsja, hopelijk heeft prikkebeen daar een goede plek voor de rest van de winter gevonden.



**
*

07 januari, 2009

IJ S P R E T



We liepen er langs en zagen het: een stuk ijs als een Fallus oprijzend uit een steigerpijp, toevallige erotiek, niet bedacht maar ontstaan door extreme koude. Je moet het natuurlijk wel willen zien. Dat bevroren water uitzet leren we op school, maar hoeveel het uitzet ontdekken we meestal pas als er iets kapotvriest, een buitenkraan, regenton, slot, waterpomp of radiator. Maar dat het uitzettende water zich zo manifesteert als in deze pijp zie je zelden. Mijn fantasie gaat dan met me op de loop, de erotiek neemt dan de plaats in van de natuurkundeles en ik zie een warme mond de top van het ijs van vorm doen veranderen. Vroeger als kind zoog ook ik aan ijspegels, maar warme gevoelens had ik daar niet bij. Nu kan ik niet onbevangen kijken zonder te fantaseren en weet ik dat er mensen zijn die het stukje prikkeldraad zelfs als een toegevoegde waarde zien.

O
/


06 januari, 2009

CHANOEKIA / HANNUKAH LAMP



uit catalogus LICHT
foto Joods Historisch Museum

In 1988 bedacht Marion in opdracht van het Joods Historisch Museum Amsterdam een kandelaar voor negen kaarsen. Het museum maakte ter gelegenheid van het 40 jarig bestaan van de staat Israël een tentoonstelling met de titel: LICHT hedendaagse vormen in Joodse rituelen. Het was een van oorsprong Israëlische tentoonstelling met een Hollandse aanvulling. Marion ontwierp een Hannukah Lamp van graniet die wij samen uitvoerden. Tijdens de tentoonstelling kocht Herman Musaph de kandelaar die hem vervolgens schonk aan de Liberaal Joodse Gemeente Amsterdam.
Na de tentoonstelling hebben wij samen met de rabbijn, Herman en de voorzitter van de kunstcommissie in de synagoge bij de RAI een plek gezocht en heb ik de kandelaar aan de muur bevestigd.

Werkend aan het blog over moeder en dochter kwam ik er bij toeval achter dat die synagoge inmiddels gesloopt is en dat er op een andere plek al gebouwd wordt aan een nieuwe! Ik was dus razend nieuwsgierig wat er met de chanoekia gebeurd zou zijn, (ook gesloopt of gered) en mailde het museum met de vraag of zij ergens van wisten. Dat wisten ze niet en stuurden me door naar de LJG Amsterdam. Van de rabbijn kreeg ik te horen dat de kandelaar gespaard is en tijdelijk ondergebracht in, jawel het JHM! Het museum heeft het ondertussen bevestigd en geschreven dat de chanoekia ook op hun website te vinden is, onder collecties, nr. B2197
Mettertijd zal bekeken worden of de kandelaar een plaats in de nieuwbouw kan krijgen, zo schrijft de rabbijn mij. Het zou leuk zijn als dat inderdaad gebeurt en de kaarsen weer zullen branden op 22 december tijdens het chanoeka-feest.





foto Joods Historisch Museum



*


05 januari, 2009

M U I Z E N


Op ons erf staan niet alleen walnotenbomen maar ook een aantal hazelaars, de noten heb ik in het begin wel verzameld, maar ben daarmee gestopt omdat het een heidens karwij is ze te kraken en te pellen. Bovendien zijn ze aan de kleine kant. Voor de veldmuisjes zijn ze een welkome aanvulling op het winterse maal. In de meest vreemde holtes kom ik aangevreten noten tegen. Soms moet ik zo'n holte voortijdig blootleggen, bijvoorbeeld als het door de muisjes gevonden is in een citrusfruit kratje dat door mij gevuld is met hout om de haard aan te maken. Dan komt er een moment dat ik het kratje erboven optil en de 'lunchroom' bloot leg. De muisjes zijn dan allang verkast, maar de restanten van hun maal zijn overduidelijk aanwezig, daar kan zelfs een slechtziende niet omheen. Muizen zijn niet anders dan mensen, ze zijn slecht in opruimen! Het lijkt een ingebakken patroon: laat zien waar je geweest bent, laat voelen dat je er was en verdwijn met stille trom. 'Onze' muizen zullen niet van honger omkomen want niet alleen de noten, maar ook zaden in allerlei vorm komen we tegen op 'geheime' plekjes, soms zelfs materiaal waarvan wij denken "Hoe kan dat nou voedzaam zijn"? In geval van nood eten ook wij mensen dingen waar we in het gewone, doorvoede dagelijkse leven niet bij stil staan, tot onze eigen uitwerpselen aan toe.


**


04 januari, 2009

MOEDER EN DOCHTER

SLOT


Een poging tot reconstructie, begonnen op 12/12/1994, herzien op 28/3/1995 en opnieuw nagelopen en aangepast in mei 2005.
Eind 2008 wederom bekeken en deels herschreven.



(15/2/1995)


Veertig jaar later, heb ik mijn vader meegenomen naar Duitsland, naar vrienden in Berlijn. Vrienden van Marion maar ook zeker van mij, jongens een paar jaar jonger dan wij. Het waren slechts drie dagen, soms moeilijk, maar voor pa de kennismaking met een generatie Duitsers die hij niet kende, met een Duitsland dat hij niet kende. De muur was al geslecht en het oost-west gevoel verdwenen. Berlijn weer één stad in opbouw en vernieuwing en bovenal een stad met aardige mensen. Als dank voor de verleende gastvrijheid heeft hij onze vrienden een brief geschreven, een brief waar zij heel emotioneel op reageerden toen ik er naar vroeg. "Een goede brief" was alles wat ik te horen kreeg. Het was mijn vaders laatste vakantie.
In 1966 ging ik voor het eerst naar Berlijn, met Marion en Edith in de 2CV van pa. Al ver vóór de grenspost Helmstedt werd Edith nerveus en moest de meegenomen radio-casetterecorder uit! We mochten de Oost Duitse grenswachten vooral niet provoceren met westerse muziek. Bij haar was de angst nooit verdwenen! Het kostte ons een uur en tien (west) Mark per persoon voor een visum en verzekering, maar we mochten daarna door. Onderweg zagen wij schaapherders met verrekijkers en geweren, waakzame kameraden die de stroom westerse auto's in de gaten moesten houden. De rit over die toen zeer slechte weg leek uren te duren. Onderweg stoppen of de weg verlaten was verboden. Pas na het passeren van de Amerikanen kwamen we in Berlijn.
Marion was er al een paar maal eerder geweest, de eerste keer met een Amerikaanse Dakota om in de Kirche Zum Heilsbronnen te Berlin-Schönberg, Evangelisch Luthers gedoopt te worden. De doopakte vond ik een paar maanden na haar overlijden diep weggestopt in een oude portefeuille van haar moeder, samen met het originele geboortebewijs en een lok blond haar.
Marion heeft het waarschijnlijk nooit gezien.



OOOOOOOO


03 januari, 2009

MOEDER EN DOCHTER
Deel 4



Een poging tot reconstructie, begonnen op 12/12/1994, herzien op 28/3/1995 en opnieuw nagelopen en aangepast in mei 2005.
Eind 2008 wederom bekeken en deels herschreven.

(23/12/1994)
(Ook de nu volgende periode heb ik nooit goed kunnen reconstrueren.)
Een aantal maanden moeten ze in dat kamp gezeten hebben voordat ook zij vrij waren. Twee voor Edith zeer belangrijke gebeurtenissen hebben dan al plaatsgevonden. De man waarmee ze nog getrouwd dacht te zijn bleek van haar gescheiden en behoorde niet meer tot de levenden. De vader van Marion was gesneuveld aan het Oostfront. Hij bleek voor zijn deportatie in Berlijn een huis gekocht te hebben en geld vastgezet, zodat de vrouw waarvan hij hield en de dochter die hij nooit zou zien, na de oorlog een dak boven hun hoofd zouden hebben. Edith kreeg dit pas te horen toen het al verjaard was.
Terug in Amsterdam ging ze werken als hulp in de huishouding en later als modiste op een hoedenatelier. Binnen de driehoek Amsterdam, Zaandam en Hilversum verhuisden ze elf maal, meestal inwonend als huishoudster en troetelkind van alleenstaande heren. Niet overal verliep dat even prettig. Edith bleef 'de Mof' en Marion de dochter van…...
De buren op de trap lieten dat overduidelijk merken: als Edith de trap net had schoongemaakt gooide de buurvrouw 'per ongeluk' de vuilnisemmer om en kon ze weer opnieuw beginnen. En zo vele incidenten waar ik mij diep voor schaamde toen ik ze te horen kreeg.


(12/2/1995)
Marion is geboren op 1/12/1944. Ik ben dit opstel bij toeval begonnen op 12/12/1994. Mijn maatje is niet meer, zij stierf op 12/1/1995. De Grote Drukte is nu voorbij, de Grote Stilte ligt op de loer en probeert bezit van mij te nemen. Ik zal proberen verder te gaan, het verhaal weer oppakken waar ik gebleven was. Er is zoveel gebeurd, zo ver vooruit in dit verhaal dat ik er een nacht over moet slapen om verder te kunnen gaan. Ik moet weer terug naar het moment waar ik gebleven was. Deze dag moest er iets op papier, niet in het laatst om te weten of ik hiermee door wil; morgen zie ik wel verder.

(13/2/1995)
Toen ik Marion leerde kennen halverwege de jaren zestig kwamen de echt vervelende incidenten niet meer voor, dacht ik. Geen zichtbare pesterijen meer, nee dat niet maar wel het stilzwijgend negeren van mijn partner en haar moeder. Het kwam uit een hoek waar ik het nooit verwacht had: mijn eigen familie! Een oom, mijn lievelingsoom, heeft het bijna tot aan zijn dood volgehouden! "Naar Duitsland ga ik niet op vakantie en met Duitsers spreek ik niet, Duitsers zijn allemaal Nazi's!' Toch hadden wij in 1965 in zijn tuin onze eerste tentoonstelling en verkocht Marion haar eerste werk. De burgemeester van het dorp sprak het openingswoord, oom was beretrots! Pas toen ik hem een jaar voor zijn dood het verhaal van Edith vertelde erkende hij dat niet alle Duitsers slecht waren en herzag hij zijn houding jegens Marion. Te laat. Mijn vader dacht iets genuanceerder, mijn eerste echte vakantie was met hem op de fiets naar Duitsland. We reden beiden op een fiets met terugtraprem, de mijn had houten blokken op de pendalen. Hij was door mijn vader in elkaar gezet van op de markt gekochte onderdelen, maar was eigenlijk te groot voor mij. Wij hadden een zware oude katoenen tent bij ons met houten haringen, maar zonder grondzeil. En door mijn moeder genaaide slaapzakken van paardendekens. Maar meestal sliepen we bij boeren in het hooi. Die mensen - het was tien jaar na de oorlog - hadden vaak een schuldgevoel en vonden dat ze iets goed te maken hadden. We aten 'op z'n leeuws' zoals mijn vader dat noemde, uit de hand rauwkost en brood met worst, Duitse worst. Onze tocht was heuvelachtig, de terugtrapremmen liepen warm zo niet heet aan, dus kocht pa handremmen, voor elk van ons één, zo'n stang met een blok rubber boven de voorband. Veiligheid voor alles!
Onze laatste standplaats was Goslar in het Harzgebergte. Doorweekt kwamen wij op de camping aan. De canvas fietstassen waren niet bestand gebleken tegen de hoeveelheid regen die wij te verduren hadden gekregen! Om enigszins droog te kunnen slapen kregen wij van een Duitse medekampeerder een luchtbed voor de nacht. Zo'n luchtbed hadden wij nog nooit gezien, laat staan erop geslapen! Pa vond het welletjes en besloot die avond tot de laatste van onze vakantie te maken. We liepen door de stromende regen naar het centrum van Goslar en kwamen zonder gezien te hebben wat er draaide in een bioscoop terecht. Het interieur zal ik nooit vergeten: zoiets als Parisiën in Amsterdam, maar dan met gestolde drollen aan de muur, donkerbruin geschilderd stuc-werk waar je zo in kon bijten! Het rook er naar mannen, oude mannen. De film was een nazaat van de Nazi propaganda, veel bloed en helden, pa wist niet hoe snel hij mij naar buiten moest krijgen. De volgende dag zijn we op de trein gestapt terug naar huis. In Hannover kwam de Grüne Polizei aan boord, controle van God mag weten wat, pistool losjes in de holster en op het perron om de twintig meter militairen met het machinepistool in de aanslag. Het was mijn eerste confrontatie met het 'gezag', een glimlach kon er niet af. Wij werden niet gezocht en waren geen vluchtelingen, slechts een Hollandse vader en zoon en mochten verder reizen. Pas later heb ik begrepen dat diegenen die niet konden bewijzen wie ze waren in Hannover de trein uit moesten en voor hen de ellende pas begon. Het moet rond 1953-1954 geweest zijn, de enige vakantie uit die jaren die mij bij is gebleven.


Vierde deeltje, wordt vervolgd.


OOOOOOOO


02 januari, 2009

MOEDER EN DOCHTER
Deel 3


Een poging tot reconstructie, begonnen op 12/12/1994, herzien op 28/3/1995 en opnieuw nagelopen en aangepast in mei 2005.
Eind 2008 wederom bekeken en deels herschreven.


(21/12/1994)
Het was een oude voor-, tussen- en achteretage, twee hoog in de Grote Wittenburgerstraat. De keuken was zo smal dat er maar net een koelkast in kon. De douche was oorspronkelijk een vaste kast met daarin een granito vloertje gestort. Het was niet duidelijk waar de afvoer naar toe liep. In de tussenruimte stond ons bed. Vanuit de achterkamer die wij als woonkamer gebruikten, keken wij op de lange grauwe gevel van Werkspoor. De voorkamer was onze werkruimte. Ondanks de vele import was het nog een echte straat waar in de zomer de vrouwen en steeds meer mannen in hemdsmouwen uit het raam hingen om maar vooral niets te missen van wat er zich op straat afspeelde. Een buurman, hij woonde twee deuren verder, vroeg ons eens om bij hem boven te komen kijken. Hij bleek een circus artiest in ruste. Fantastisch zoals dat huis eruit zag, veel rode pluche en goud, goudkleurig welteverstaan, poppen, vergeelde foto's en reproducties van alles wat met circus te maken had. Kostuums in de meest bonte kleuren tot op de draad versleten, maar je zag hem er zo zijn act in doen. Jammer dat hij met zijn invitatie bijbedoelingen bleek te hebben, anders waren we zeker vaker langs gegaan.
Aan het einde van het eerste vakjaar beeldhouwen was het voor Marion duidelijk dat zij de verkeerde keuze had gemaakt. Ze had ontdekt dat ze het werken op kleinere schaal beter in de hand had en stapte over naar edelsmeden. Een niet onverstandige keuze zoals later zou blijken. Voor haar was het belangrijk dat ze haar werk letterlijk in haar hand kon houden. Haar keuze verrijkte ook mijn wereld, onze vriendenkring werd groter, de feestjes talrijker en de discussies meer divers. Marions moeder had liever voor haar dochter 'een man met toekomst en zekerheid' maar had zich neergelegd bij de situatie; ze kon moeilijk anders.

(22/12/1994)
Ik kan niet verder met dit verhaal zonder eerst te proberen iets op papier te krijgen van het bepaald niet zorgeloos verlopen leven van Marion's moeder Edith Herbst, modiste, geboren in Berlijn. De familie was niet onbemiddeld, totdat grootvader bij de eerste beurscrisis zijn kapitaal kwijt raakte. De familie moest verhuizen, opa kon het niet verwerken en maakte een einde aan zijn leven. Edith ging in 1936 zoals zovelen in die jaren op zoek naar werk. Maar ook op de vlucht voor het Nazi-regime. Haar reis voerde naar Holland. Toen Hitler Polen de oorlog verklaarde moesten Duitsers in het buitenland kiezen: terug naar het vaderland of nationaliseren. Edith maakte haar keuze en trouwde een Nederlander, 'op papier' zoals dat heet. De geschiedenis is zo oud als het beroep, ze moest voor hem werken. Die prijs was haar te hoog, zeker toen de man waarmee ze getrouwd was een fanatiek NSB'er bleek te zijn. Met behulp van vrienden kon ze hem ontvluchten en kwam in Amsterdam terecht. Ze heeft hem nooit meer gezien. Toen de generaals het tot dan neutrale Nederland binnen vielen en de Duitsers het in eigen land ook steeds moeilijker kregen, moet er een moment geweest zijn waarop zij besloot naar haar ouders in Berlijn te gaan. De ware reden hebben wij nooit te horen gekregen, waarschijnlijk was het een keuze tussen slecht en slechter. In Berlijn was ze een makkelijke prooi voor het verzet. Als Nederlandse had ze privileges wat reizen betreft. Al snel werd ze ingezet om geld en goud van Berlijnse Joden naar Zwitserland te brengen. Die reis moet ze een aantal malen gemaakt hebben. Als dank werd door de ontvangers zorgvuldig gecontroleerd of ze niets achter hield. De deur bleef meestal voor haar gesloten. Eén van de kopstukken van het Berlijn's verzet was een SS officier, door zijn functie en middels zijn handtekening was veel mogelijk in het bureaucratische Derde Rijk. De man was een jaar of tien ouder dan Edith, maar de enige waar ze ooit echt van gehouden heeft. Een paar jaar hebben ze hun liefde kunnen delen, Edith raakte zwanger, het verzetswerk ging door. (Op dit moment wordt de geschiedenis vaag, wij kregen haar in de loop van dertig jaar in fragmenten, soms in verschillende versies opgediend. Ze sprak er liever niet over, zoals bijna iedereen die echt iets heeft gedaan in die jaren er liever niet over spreekt.) De verzetsgroep wordt verraden, Edith wordt opgepakt en in een kamp gevangen gezet. Om te overleven papt ze aan met de kampcommandant die haar wel ziet zitten en uiteindelijk komt ze vrij. Hoelang ze daar gezeten heeft en wat ze heeft moeten doen om vrij te komen heeft ze nooit willen vertellen, we kunnen er naar gissen maar leuk zal het niet geweest zijn. Zo rond als een tonnetje terug in het ouderlijk huis, adviseerde haar vader haar terug te gaan naar Nederland omdat daar voor haar en het kind een betere opvang zou zijn dan in Berlijn. Edith stapt op de trein. Ze zijn een dag of vier onderweg als de trein door geallieerde jagers onder vuur genomen wordt. Zij die de aanval overleven gaan te voet verder. Op dertig kilometer van de grens raakt ze totaal uitgeput, ze kan niet meer. Liefdevol wordt ze opgenomen in het hospitaaltje van een klooster bij Lingen/Ems en bevalt daar van Marion. Een paar maanden mogen ze blijven om op sterkte te komen, dan gaat de reis weer verder. Terug in Nederland worden ze meteen opgepakt. De oorlog was voorbij maar voor moeder en dochter nog niet! Een interneringskamp in Groningen was voorlopig hun onderkomen. Een vrouw van Duitse oorsprong, getrouwd met een NSB'er en een dochter van onbekende herkomst dat was fout. Hartstikke fout!


Derde deeltje, wordt vervolgd.

OOOOOOOO



01 januari, 2009

MOEDER EN DOCHTER
Deel 2

Een poging tot reconstructie, begonnen op 12/12/1994, herzien op 28/3/1995 en opnieuw nagelopen en aangepast in mei 2005.
Eind 2008 wederom bekeken en deels herschreven.


(15/12/1994)
Het vriendje kwam nog een keer, op 'Mientje' d'r achttiende verjaardag, het eerste feestje dat ze van haar moeder mocht geven. Een dikke mandfles Chianti en een paar flesjes bier en natuurlijk Franse kaas op toast of roggebrood. De geleende draagbare platenspeler produceerde muziek, veel chansons, Nina Simone en nu vergeten Israëlische zangeressen. Niet te hard want de buren hoefden niet mee te genieten en moe moest nog werken. We zaten op de vloer en het bed. 'Hij' zat op de enige stoel, ver genoeg van mij af om hem niet te hoeven spreken. Op de enkele resterende vierkante meter werd tegen twaalven ook nog gedanst. Rond één uur bracht m'n Solex me weer thuis. Al snel na het feest maakte hij het uit. Mijn gevoelens waren stilaan aan het veranderen, de verliefdheid werd 'houden van'. Ik wist het zeker: met deze vrouw wilde ik verder. Dat gevoel is altijd zo gebleven. Haar verlangen naar warmte en tederheid was niet anders dan het mijne maar we vonden elkaar daarin zelden. De studie hield ons bijeen, we bleken meer gemeen te hebben dan wij aanvankelijk wilden toegeven. Als maatjes doken we de vakklas in, de beeldhouwklas van Carel Kneulman.

(16/12/1994)

M'n eerste eigen atelier was de keuken van de pastorie die behoorde bij de kerk waarvan de hoofdingang in de Kalverstraat zat en passanten trok met de kreet: "Een uur voor God". Eén keer per jaar kwam er beweging in de kerk, gestommel achter mijn deur op de trap van de pastorie. De achteruitgang bleek gebruikt te worden voor de 'Stille Omgang'. Een geheimzinnige stoet mensen, 't merendeel mannen in somber grijs daalden dan de trap af. De eigenlijke pastorie was heilig, niet vanwege de kerk maar omdat die het atelier was geweest van een niet onbekende kunstschilder. Paarden, landschappen en stillevens waren zijn specialiteit geweest. De ruimte rook naar stof, stoffen en verf. Verse verf op doekjes van 30x40cm, opgebracht door de man van wie ik de keuken mocht gebruiken. Een oude kennis van mijn moeder, vervroegd met pensioen vanwege Indië en liefhebbend schilderend. De opstellingen van aardewerken kruiken, flessen, schalen inclusief ingedroogd fruit van de eerste gebruiker, trachtte hij in verf om te zetten. Het was nooit goed genoeg volgens zijn eigen zeggen. Zijn toevoegingen aan het atelier en op zijn doekjes waren gebatikte stoffen en een enkel ander Indisch voorwerp op de laatste reis naar huis meegenomen. Wij wilden een feestje, mijn keuken was te klein dus weken wij uit naar de belendende ruimte. Kaarsen in de bestoven flessen, eetwaar in de schalen en de ezels aan de kant geschoven. Om kwart voor twaalf ging het licht aan, juist die avond wilde mijn weldoener aan zijn vrouw de gemaakte vorderingen laten zien. Het feest was over. Ik mocht niet opruimen maar moest wel op zoek naar een andere werkruimte. Die vond ik vrij snel of liever gezegd mijn vader, een kelderruimte voor negen gulden in de week, schuin tegenover de school waar hij les gaf. Slechts vijf minuten lopen van mijn lief. Ik besloot er niet alleen te gaan werken maar ook te gaan wonen. Mijn moeder zegende dat in, zij kwam aanzetten met twee aardewerken mokken en een fles wijn. Zij keurde mijn stap goed. Ik was zelfstandig en gelukkig. Het is ook bij dat ene bezoekje gebleven, ze is er nooit meer geweest.

(17/12/1994)
Een WC was er niet, wel een spoelbak op kruishoogte. Als de nood hoog was poepte ik op een krant, maakte er een keurig pakje van en smeet dat 's morgens vroeg op weg naar mijn werk in de gracht. Om half acht moest ik beginnen. Polyester etalagepoppen maakten we, vies en vooral ongezond werk, maar dat wisten wij toen niet, De afzuigkasten die er wel waren gebruikten we niet omdat ze te klein waren en maskers en handschoenen waren alleen maar lastig. Een leerschool was het wel. Mijn liefje werkte voor hetzelfde bedrijf in een ander gebouw, d'r eerste vriendje had ze daar leren kennen. Om één uur zat m'n werk erop en dook ik m'n kelder weer in. Lekker klooien met gevonden of gekregen materiaal, soms gepikt op mijn werk. Twee uitersten waren mijn leermeesters, Henry Moore en Jean Tinguely. Vorm en techniek en de combinatie daarvan. Ik heb nooit kunnen kiezen. Voor de één een teken van armoe voor de ander een verrijking van het oeuvre, het zal me worst wezen. Ik boetseerde net zo makkelijk een portret als dat ik de schoonheid inzag van aan elkaar gelast schroot. Een keer boetseerde ik een portret van m'n liefje en goot dat af in gips. Bij het loshakken ging iets mis, ik sloeg het achterhoofd kapot, het aangezicht was wat ik overhield. Na een ruzie vond ik het terug met grote krassen over de ogen en neus. Het is mij even dierbaar. We groeiden steeds meer naar elkaar toe. Na twee jaar boden vrienden die gingen verkassen ons hun woning aan. Illegaal welles waar, maar wij besloten het te doen en woonden van de ene op de andere dag bij elkaar. De eerste nacht zakten we door ons bed! Een oud houten ledikant gekregen van mijn grootmoeder. We hadden elkaar niet eens aangeraakt, daar waren we te moe voor, maar ik had het bed slecht in elkaar gezet.


Tweede deeltje, wordt vervolgd.


OOOOOOOO