Pagina's

Posts tonen met het label Onno Boekhoudt. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Onno Boekhoudt. Alle posts tonen

06 maart, 2009

H E R G E B R U I K


Dit is een zo genaamde 3D kaart, zo'n kaart die als je hem beweegt de figuurtjes laat 'leven'. Een vinding waar we nu glimlachend op terugkijken! Maar deze kaart heeft nog iets bijzonders, namelijk een dikte meer dan gewoonlijk, veroorzaakt door 'hergebruiketiketten'! Halverwege de jaren zeventig van de vorige eeuw raakte Onno B. in de ban van Sietse Leeflang, de oprichter van De Kleine Aarde en sleepte mij in zijn enthousiastme mee. Hij bestelde in Boxtel een partij 'hergebruiketiketten' en vroeg ons hetzelfde te doen. De etiketten waren bedoeld om bomen en energie te sparen, maar ons gebruik deed het tegenovergestelde! Wij stuurden die Walt Disney kaart met hergebruiketiketten een keer of twintig heen en weer van A'dam naar Zwolle en visa vers, met berichten die er niet echt toe deden! Helaas waren de postzegels niet opnieuw te gebruiken.
Hergebruiketiketten, ze bestaan nog steeds.

Leuk was het wel.




Sietse Leeflang was niet de enige die met hergebruik bezig was blijkt uit deze scan van een etiket waarvan Lindsey er nog steeds een aantal heeft; we hebben meer gemeen dan wij ooit dachten!


15 januari, 2009

B.O.E.




In 1973 ontstond de Bond van Oproerige Edelsmeden o.a. uit onvrede over de presentatie van het sieraad in de toenmalige musea en galleries. Weg met die stijve presentaties in koele vitrines keurig op een rijtje, was de gedachte. De leden haalden hun werk uit de vitrines en toonden het op poppen, in koffers, aan de waslijn en als manifest in een doos. Die doos, wij noemden hem de BOE BOX, heb ik bedacht en gemaakt, ik was die ene beeldhouwer, de andere vier kregen hun eigen vakje en vulden die met voor hen kenmerkende attributen en een drukwerkje over hun werk en motivatie. Aan de binnenkant van de deksel lieten wij ons manifest tweetalig screenen. Van die doos of eigenlijk kistje heb ik er zeker 50 gemaakt, aan drukwerk hadden wij een veelvoud klaarliggen. Maar van de rest, de kussentjes van Françoise, de sheets van Karel, de zelfbouwdoos van Onno en de foto plus kinderschminkdoosjes van Marion was niet voldoende klaar om alle dozen te vullen. Ik denk dat wij niet meer dan twintig BOE BOXEN compleet konden maken; daarvan zijn er een aantal geschonken aan de mensen die mee hadden gewerkt en een paar zijn verkocht.

WAAROM SCHRIJF IK DIT NU?

Een paar dagen geleden kreeg ik een uitnodiging voor een jubileumtentoonstelling. Een expositie van het werk van iemand die ik alleen van naam ken. Op de kaart wordt melding gemaakt van 'de ceremoniële opening van een BOE doos', een BOE box die ze bij toeval ergens zijn tegengekomen.Van die mededeling schrok ik enorm en ik vroeg mij af wat 'onze' doos op haar tentoonstelling doet. Op vragen van mijn kant krijg ik als antwoord dat de jubileumtentoonstelling een 'voortentoonstelling' kent met werk van haar oud leraren en stage begeleiders. Het leek haar een goed idee de door hun twintig jaar gesloten gehouden BOE doos ceremonieel te open en daarna in een vitrine bij te zetten. (Eén van de BOE leden was later haar docent op de RA.) Het was beter geweest dat op de kaart te vermelden en aardig geweest als ze mij daarover hadden bericht. Maar de tijden blijken veranderd.

Ondertussen heb ik begrepen dat ik het ook als een eer zou kunnen beschouwen - die aandacht voor en opening van de doos - en er trots op mag zijn dat meer dan dertig jaar na publicatie ons manifest gebruikt wordt. Dat ben ik ook wel, maar ik hou het nare gevoel dat ons werk gebruikt wordt op een manier waarvoor wij het niet maakten. Voor mij blijft het een 'stunt'; het pronken met andermans werk en het 'bijzetten' in een vitrine is nou precies waar we op tegen waren.

Een paar publicaties terug had ik het over het oneigenlijk gebruik van andermans werk, dit is een voorbeeld waar ik niet aan had gedacht.




11 januari, 2008



Oey Tjeng Sit







De laatste 10 jaar die Marion en ik in Amsterdam woonden, was op de O.Z.Achterbugwal. Wij woonden en werkten op 150m2 tweehoog, de helft van een pakhuisetage van 30m diep. De andere helft werd gebruikt door Oey Tjeng Sit als atelier. Toen wij op die etage kwamen, was er geen tussenmuur. Ik maakte die van hout, gaas en gips. Als isolatie stopte ik er honderden dozen in die elders in het pakhuis achtergelaten waren. In de muur maakte ik een schuifdeur van 2x2m. Sit had wel een achteringang maar die was niet groot genoeg om groot materiaal naar boven te brengen. Aan de grachtkant hadden wij een 'hijs'. Eens in de zoveel tijd belde hij op met de mededeling dat er weer een pakje aan kwam en of wij dat in ontvangst wilden nemen. Dat pakje was dan een niet te tillen rol linoleum, de grondstof voor zijn linosneden.
De foto met onze gezichten door een vreemd plastic-doek is gemaakt in de deur naar Sit en was bedoeld voor een affiche, ik weet niet meer voor welke tentoonstelling. De namen heb ik er nu bijgezet, Sit, Onno en Marion leven niet meer.



Oey Tjeng Sit,linosnede op rijstpapier, Nieuwjaarsgroet 1969.



Wie en wat Sit was is in onderstaand citaat te lezen.

Beeldend kunstenaar en apotheker Oey Tjeng Sit overleden

Van onze kunstredactie
AMSTERDAM - Het afgelopen weekeind is de Amsterdamse apotheker en beeldend kunstenaar Oey Tjeng Sit aan de gevolgèn van een ongeluk overleden. Twee weken geleden werd hij, op de fiets, door een auto geschept en zwaar gewond in een ziekenhuis opgenomen. Donderdag wordt hij begraven. Hij was zeventig jaar.
Oey Tjeng Sit werd in 1917, het Jaar van de Draak, in Poerwokerto op Java geboren. Het teken van de draak, zei hij later, houdt in dat iemand die onder zo'n gesternte het leven ziet een vrije en ongebonden toekomst wacht. Oey werd de dadaïst van Amsterdam, een vriendelijk man met twinkelende spotoogjes, die iedereen steeds weer op het verkeerde been zette: in zijn werk als kunstenaar en in de etalage van zijn apotheek aan de Amsterdamse Prinsengracht.
Je zag er nooit de potten en pillen, de antiquarische retorten en vijzels die andere apothekers als hun handelsmerk koesteren, maar de raadselachtige verschijningen van zijn geest: etalages als de vitrines van zijn dadaïstische kijk op de wereld, die de spot dreven met de kijkgewoonte van de voorbijganger. De ene keer waren ze volgestouwd met merkwaardige objets trouvés, de andere keer dichtgeplakt als een kijkdoos met daarbinnen een klein wonder van verbazing.
Hij nam in 1938 de pakketboot van Java om in Leiden farmacie te gaan studeren. "Op Java was niets op kunstgebied, alleen imitatiekunst,afschuwelijke dingen", zei bij. "Voor mij was de ,Chinese cultuur het houvast in het Oosten, veel meer dan de Indonesische cultuur. De Chinese filosofie en de zogenaamde religie; het is allemaal erg lichtvoetig, helemaal niet zwaar op de hand." Eenmaal in Europa was de band met Dada snel gesloten.
Oey Tjeng Sit was een romanticus, die zich in de kunstenaarssociëteit Arti en Amicitiae graag overgaf aan de schildersverhalen van oude schilders over de jaren van voor de wereldoorlogen, toen de kunstenaar nog een kunstenaar was en, met flambard, als zodanig te herkennen.
Zijn tentoonstellingen zaten vol verrassingen, er gebeurde altijd iets. Hij mocht dan wel, volgens de criticus, de Chinese ca1Iigrafie en dada in zijn werk vertegenwoordigen, Oost en West zogezegd, maar hij ging er dan nog zelf - als een bewijs van het laatste - weer als levend kunstwerk bijzitten. Achter een tafel met een net van kippengaas, bijvoorbeeld, waar je met papieren proppen een doelloos spel kon spelen: de kunstenaar als kermisattractie met een knipoog naar de wereld.
"Van de week was ik nog van plan om een nieuwe vereniging op te richten die uitgaat van de stelling dat kunst volmaakt zonder nut is en daarom autonoom en niet te integreren in de maatschappij", zei hij eens ,,Elke kunst die een beetje persoonlijk is, is een vermomming. Ik geloof dat iets het meest gesIaagd is als je het niet zo gauw herkent.''

De Volkskrant, nov 1987