DIE VERDOMDE REGELS
Het heeft lang geduurd, maar nu zijn er ook 'deskundigen' die durven te zeggen dat de grootschaligheid van onze veehouderij 'natuurlijk' bijdraagt aan de kans op besmetting. Niet eens: 'bijdraagt', maar 'natuurlijk bijdraagt'. Ze wisten het 'natuurlijk' al lang maar mochten of konden het niet zeggen.
De 'regelmakers' hebben de grootschaligheid en de verschuivingen binnen de boerenstand zelf in de hand gewerkt, ook dat wisten de 'deskundigen' natuurlijk al lang. Maar ambtenaren gaan door tot de bom barst en komen dan met tranen in de ogen vertellen dat het anders moet. Elk weldenkend mens weet al heel lang dat het anders moet, dat we als consument meer moeten betalen voor een goed product dan voor een minder goed product. Een product dat na de aankoop meteen in elkaar stort, totaal geen smaak of structuur heeft, z'n geur verliest of direct verrot zouden we met z'n allen NOOIT meer moeten kopen! Maar we kiezen over het algemeen niet voor kwaliteit, maar voor het goedkoopste product. En zo houden we de verkeerde industrieën in stand, met dank aan de regelmakers.
Als je als jonge startende ondernemer (van boer spreken we al lang niet meer) heel ideologisch een kleinschalig gemengd bedrijf op wilt zetten, geven overheid en bank 'niet thuis'. Het moet groot, groter, grootst.
En dan gaat het fout.
We zagen het met de varkens, de kippen, het melkvee en nu met de schapen en geiten.
Preventief inenten (mens en dier) kost kapitalen maar lost niets op, het verzacht hoogstens het te verwachten leed. Het gevaar zit dan ook niet in het virus, want dat bestaat al heel lang, maar in de dichtheid, grootschaligheid van ondernemingen. En dat, hoop ik, zien de regelmakers nu eindelijk in.
In Nieuw Zeeland zie je weinig melkvee, maar het beetje wat er is staat onder een dak uit praktische/ economische overwegingen. Het 'vleesvee' loopt lekker vrij buiten, hoeft nauwelijks bijgevoerd te worden en heeft alle ruimte. Het wordt pas naar binnengehaald als ze zwaar genoeg zijn om winst op te leveren. In Nederland zie je dat soms ook: prachtige runderen die genieten van hun vrijheid en het water. Dikbillen, dus voor de biefstuk en het lapje.
Melkkoeien leiden een ander leven, voor de ondernemer is het handig (maar ook economisch beter verantwoord) dat de beesten hun dag in de buurt van de melkmachine doorbrengen en nog handiger als dat vee zelf de weg naar de melkcarrousel kan vinden. En de melkcarrousel is alleen
rendabel bij grote aantallen.
Er worden ook andere wegen gezocht en gevonden, minder vee per m2 en niet meer aan de ketting maar vrij op het stro onder een dak van glas dat ook nog open kan. We noemen het een serre. Het bestaat al langer, maar nu pas in Nederland toegepast onder druk van de publieke opinie en het geweten van de ondernemer. En nu maar hopen dat ook die serres niet met vee vol gestouwd gaan worden omdat het anders economisch niet haalbaar blijkt te zijn. Als er dan subsidies gegeven moeten worden, geef ze dan aan de boer die z'n vee de ruimte gunt en geeft, onder het voorbehoud dat het er nooit meer dan vijftig mogen worden.
© Bas Czerwinski