Pagina's

02 februari, 2010


bp schrijft...


Vakcollege





Het zal niemand verbazen dat ik ontzettend gelukkig ben met het eerherstel van de lts, het lager technisch onderwijs. Een school waar je naast een beetje theorie timmeren leert of loodgieten. Electrotechniek, lassen, schilderen, metselen en sleutelen. Een school waar je met plezier naar toe gaat, omdat je geen wijsneus bent maar gewoon met je handen wilt werken.
Ik heb nooit begrepen waarom de lts zo nodig op moest gaan in het vmbo, het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs. De lts was
voorbereidend!

Hoewel sommigen denken van wel, kunnen we de kleuterschool toch ook niet overslaan?
Alle jongvolwassenen kunnen leren, alleen is de manier waarop zij dat willen niet altijd te voorzien. Leerboeken zijn een handig hulpmiddel, maar zeker niet voor iedereen.
Bij gebrek aan een vakopleiding boden en bieden veel bedrijven, op zoek naar goed personeel, een opleiding binnen het bedrijf aan. Meestal gaat dat tot grote tevredenheid van beide kanten.
In de 'bouw' wordt tegenwoordig veel 'samengesteld', toch is er een schreeuwend tekort aan vakmensen die meer kunnen dan A aan B koppelen. Die mensen kwamen vroeger van de lts, tegenwoordig uit Polen omdat ze hier niet meer te vinden zijn. Maar ik hoop en denk dat de omslag nog net op tijd komt. Terugkomen op het besef dat het kind met het badwater wordt weggegooid zal vruchten afwerpen.
Leve het broodnodige lager technisch onderwijs, want iemand zal die ene afwijkende schroef toch moeten aandraaien, of een spijker in de plank slaan.

30 januari, 2010








bp schrijft...



De reus van Rotterdam




Bijna vijfenzestig jaar geleden ontglipte ik mijn moeder. Ik was haar eerste kind en die komen meestal het zwaarst aan als ik dat zo zeggen mag. Het was geen gemakkelijke tijd zo vlak na de bezetting, heb ik later begrepen. Als kind weet je niet beter. Het aanbod aan goederen en voedsel was schaars, veel was op de bon. Wanneer deze stamkaart is afgegeven kan ik niet ontcijferen, wel dat hij in 1949 nog nodig was. Het handgeschreven adres bestaat niet meer, het is van ons huis in Rotterdam waar mijn vader op zijn zelfgebouwde schopschijf potjes draaide.
Mijn eerste fiets is een paar jaar later ook door pa in elkaar gezet, hij vond de onderdelen op een Rotterdamse markt waar ik samen met hem de 'enige echte Rotterdamse reus' tegenkwam, die om zijn inkomen te spekken ansichtkaarten verkocht waar hij zelf op stond.
Op de site over de reus staan bovenaan twee foto's van dezelfde locatie, 1960 en 1998. In mijn herinnering gingen wij al tien jaar voor 1960 op in een fietsende meute op weg naar school in het centrum. Eerst ik aan het stuur in een kinderstoeltje, waarin later m'n zus plaatsnam en ik achterop zat op de overjas van pa. Van tijd heb ik geen benul, maar laat ik zeggen na een kwartier fietsen 'doken' we de Maastunnel in, de eindeloos lange roltrap naar beneden, pa fietsend door de tunnel en aan de centrumzijde weer lopend naar boven.



Wat ik toen zeker niet wist en waar ik nu net achter kom is dat die Maastunnel in 1942, dus tijdens de bezetting is opgeleverd. Dat kan dus bijna niet anders dan met Duitse hulp. Oorlog en bezetting zijn ondoorgrondelijk. Ons kent ons en geld maakt geld en als je je gedeisd houdt zal je overleven. Voorheen, nu en in de toekomst.

Het begrip 'Doe-het-zelver' bestond bij mijn weten toen nog niet, maar pa kon alles!
Veel gereedschap had hij niet en wat hij had zou ik nu niet eens in de de kist voor 'gered gereedschap' durven stoppen. Maar wat hij niet had of kon kopen maakte hij zelf.
Zo ben ik ook door hem opgevoed (ik heb trouwens nog steeds wat van zijn gereedschap uit die tijd), ik heb veel oud gereedschap, gekregen of gekocht op het (oude) Waterlooplein. Maar door de jaren heen heb ik ook nieuwe/moderne spullen aangeschaft en ontdekt dat ik dat eigenlijk al jaren eerder had moeten doen......

Ik stook al dertig jaar hout, hout van eigen erf of gekregen stammen. Die zaag ik met de kettingzaag in 'hapklare brokken' en sla vervolgens met de bijl, de kloofbijl aan het kloven. Vorig jaar kocht ik via internet de LOGMATIC, een echt fantastisch ding, maar voor mij althans niet echt moeiteloos hanteerbaar. Daarvoor is de berg te verwerken hout te groot en zijn mijn schouders mij te dierbaar. Dus heb ik deze week, na dertig jaar handwerk, de bijl aan Maarten gegeven en begin ik vandaag aan een nieuwe bladzijde in mijn houthakkers bestaan.
Vanmorgen is er een kloofmachine gebracht die met een kracht van 8 ton wel raad weet met ons haardhout.
Ik denk dat mijn vader het een goede keus zou vinden, hoewel hij net als ik eerst onderzocht zou hebben of het niet voordeliger en leuker zou zijn er zelf eentje te bouwen.
Nu klikken we twee keer met de muis en staat het verlangde voor de deur voor je het weet.



28 januari, 2010






bp schrijft...
FLAMMULINA VELUTIPES




Mijn werkplaats is nog steeds behoorlijk koud. Ondanks gevoerde klompen en wollen sokken is het nog niet echt een pretje om er langdurig te vertoeven. Toch ben ik er vandaag weer een paar uurtjes aan het werk geweest. Aan het eind van de middag kwamen de eerste zonnestralen binnenvallen, wat altijd weer een mooi plaatje oplevert.
In de tuin, waar de sneeuw weer bijna geheel verdwenen is ontdekte ik dit groepje nieuwe paddenstoeltjes. Ik vermoedt dat het 't Gewoon fluweelpootje is. (Flammulina velutipes) maar zeker ben ik niet.


26 januari, 2010



bp schrijft...

VOORJAARSKRIEBELS




De tuin is nu voor de derde keer wit deze winter, straks weer grauw en nat. Ik hou van de winter, kan goed tegen kou en snijdende wind, maar krijg er nu toch wel een beetje genoeg van. Ik kijk uit naar de kleur en geur van bloemen en beestjes, de warmte van zonnestralen en malse regenbuien.
Groeiweer i.p.v. knoeiweer.

De vogels zijn al druk met voorjaarskriebels, jagen en verjagen, spelen kat en muis. De eerste Helleborussen bekennen kleur. De knoppen in de kers worden voller en voller.

Ik weet het,het is pas eind januari, maar toch...de kriebels.

24 januari, 2010

bp schrijft...


T A A L H O B B E L




Ik heb grote bewondering voor mensen die zich -ogenschijnlijk- met gemak in een vreemde taal uitspreken, maar ook voor hen die zonder die kennis hun mond opendoen en krijgen wat ze willen. Ooit ging ik met mijn jongste broer naar Parijs. Op een terras wilden we een biertje met een hapje. Met veel moeite lukte het mij een acceptabele zin in het Frans te componeren en bestelde wat ik wilde. Mijn broer deed niet eens moeite om Frans te spreken, hij vroeg het gewoon in het Nederlands en kreeg ook precies wat hij wilde.
Een paar jaar terug hoorde ik 'het' verhaal over een plaatselijke plantenboer. Hij zou geen woord 'over de grens' spreken en schrijven was ook niet zijn sterkste kant. Maar als hij iets wilde, dan kreeg hij het. Zo stapte hij volgens het verhaal op het vliegtuig met alleen een klein notitieblokje en een potlood (rekenen kon hij wel) en bestelde bij een Nepalese kweker de planten die hij wilde hebben.

Voor mij is een vreemde taal een hobbel, een reden om mijn kaken stijf op elkaar te houden. Die hobbel heeft alles met angst te maken, de angst het niet goed te doen. Ik mis de nonchalance en zeker de brutaliteit om het 'er uit te kwakken'. Ik denk veel te veel na over 'hoe het moet'. Ik durf geen fouten te maken. Het resultaat is dat ik dankzij de supermarkten wekenlang rond kan reizen zonder mijn mond open te doen.

Marion kon zich verstaanbaar maken in het Duits, Frans en Engels, ik had daar grote bewondering voor, maar betrapte haar soms ook op een beperkte woordenschat. (Vooral in het Duits, de taal van haar moeder). In gesprekken kon ik haar woorden toespelen, maar zelf iets zeggen deed ik niet.

Mijn huidige maatje is Engelstalig, geboren in England, opgegroeid in Nieuw Zeeland, ooit getrouwd met een Duitser en heeft met hem gewoond in Turkije, Duitsland en Ierland. Haar Nederlands is beter dan het mijne, ze corrigeert mijn teksten. Als ze bij de Turkse winkel vlees koopt kan ze ook nog met de slager in het Turks overleggen. Over het Engels zullen we het maar niet hebben, dat zal uitstekend zijn, hoewel de nieuwste 'snufjes' haar ook wel eens ontgaan.

Maar taal is vooral wat de mensen er van maken, hoe ze het gebruiken. Taal bindt maar schept ook afstand. Rode boekjes, Groene boekjes, ze doen maar, taal wordt niet bedacht door 'deskundigen' maar ontstaat, bijvoorbeeld op straat.

Dit gele boekje staat er vol mee en is zo leuk dat zelfs ik er in rond snuffel, maar onthouden en gebruiken is een andere zaak.
Een taalknobbel heb je er niet voor nodig.





22 januari, 2010

BP schrijft...


S C H O P S C H I J F




In 1952 woonden wij in het buitengebied van Rotterdam tussen landerijen en villa's. Met als naaste buurman ene Kees die een autosloperij runde. Wij bewoonden de benedenverdieping van een herenhuis, boven ons woonde een ouder echtpaar, ik meen dat die ook de eigenaar waren. Bij het huis hoorde een groot stuk grond waarop buurman en pa tuinierden. Aardappels, bladgroenten, wortelen en waarschijnlijk ook bonen. Het enige exotische dat ik mij herinner is de 'theekist' in de kelder waar prachtige witlof in groeide. Verder was er een boomgaard en mestte de bovenbuurman een varken vet. Daarvoor was er in de buurt van het varkenshok een stookplaats met een grote ketel waarin allerlei afval tot brei gekookt werd dat het varken dan verdund met water uit de trog slurpte.
Bij buurman Kees had pa een auto as op de kop getikt om een schopschijf te kunnen maken. Van wat balkjes en planken timmerde hij een frame in elkaar. Ik meen mij te herinneren dat hij de schijf van beton goot, maar hoe hij die centreerde is mij een raadsel.
De klei waar hij potjes mee draaide kwam uit de grond van zijn eigen tuin. Van het bakken van de potjes kan ik mij niets herinneren, maar dat zal hij vast gedaan hebben.
Het leuke is dat het kleine meisje dat met de rug naar de camera zit en de verrichtingen van pa nauwkeurig volgt, later het vak is ingegaan! Ze is nog steeds actief als keramiste en heeft een eigen galerie. Naast haar zit haar broertje Bennie. Het meisje in de stippeljurk zal een jeugdige Sista zijn en de kleine hobbezak is Ar. De indianentooi siert mijn hoofd. De dames in de zon herken ik niet.
Ik denk niet dat mijn vader ooit heeft geweten dat één van zijn jeugdige toeschouwers zijn lessen zo serieus heeft genomen.


Rotterdam 1952



(Een goede Nederlandstalige uitleg voor 'schopschijf' heb ik niet kunnen vinden, vandaar de link naar de Engelse Wiki).

21 januari, 2010

BP schrijft...

S N E E U W P R E T





In januari 1947 moet het ook behoorlijk gesneeuwd hebben gezien de vracht in mijn kruiwagen en de berg waar ik mij doorheen moet worstelen. Ik vermoedt dat de vlag als bekroning op mijn bouwwerk moest komen. De homp sneeuw was gespeend van elke vorm van figuratie, een sneeuwpop zal het niet geworden zijn.




Bijna veertig jaar later stond ik weer met sneeuw te spelen, maar nu op uitnodiging van Grindelwald, een wintersportplaats aan de voet van de Jungfrau. Als promotieactiviteit organiseert de gemeente samen met de middenstand jaarlijks een 'sneeuwsymposium'. Groepen sneeuwartiesten en/of beeldhouwers worden worden dan uitgenodigd om van een kubus (bijna 4mx4mx4m) een 'kunstwerk' te maken.


Koen Vernooij, Fré Ilgen en Berend Peter, Grindelwald 1985.


Wij, de Hollandse equipe waren zo bleek later de enige 'professioneel' werkende beeldenmakers.
De anderen waren lid van een sportclub of brandweerman. Wij waren ook de enigen die een volledig abstract beeld maakten. De Japanse groep brandweermannen maakten de ijshockyers links van ons en verder weet ik het echt niet meer.
Een aardige bijkomstigheid voor ons was dat de dooi (onbedoeld) de helft van ons werk deed. Wij groeven de kubus uit zodat er vier losse muren over bleven, de dooi trok ze om. Daardoor ontstond het beeld zoals op de foto staat. De naar binnen vallen vlakken die elkaar overeind houden.


De ijswerkvloer Grindelwald 1985, vanuit ons hotel gezien.

20 januari, 2010

BP schrijft....



DE KRACHT VAN WORTELS




Zo zag het huis van mijn groot- en overgrootouders er ooit uit, zij hadden het gezamenlijk gebouwd. Het deel dat parallel aan de laan loopt waren twee gespiegelde woningen. Later is er door mijn grootouders een garage en een kantoor aangebouwd. De grote schoorstenen waren er niet voor niets. De woonkamer en het kantoor hadden een kolenkachel en ik meen ook de verdieping daarboven. De rest van het huis was onverwarmd! In de winter was het geen pretje om naar het toilet of de badkamer boven te moeten gaan. Alle begane grond ramen hadden luiken, die gingen 's-avonds dicht en binnen sloten zware gordijnen die kou door laters volledig af. Zelfs de binnendeur naar de gang werd door een gordijn afgedekt. Het huis was enkelsteens gebouwd en was totaal niet geïsoleerd.

Het open (speel) landje waar de sista en ik aan oma's hand langslopen is pas in de tachtiger jaren van de vorige eeuw bebouwd. (In mijn herinnering).
Eind vijftiger, begin zestiger jaren logeerde ik er een paar keer per jaar. Ik verzon dan 'werkzaamheden' om het steile dak op te mogen klimmen. Het begon meestal met het schoonmaken van de goten, daarna 'ontdekte' ik mussennesten onder de dakpannen en als laatste moest natuurlijk dat 'roeken nest' uit het rookkanaal gehaald worden.
Voor mij waren dat zeer avontuurlijke bezigheden die gelukkig altijd goed afgelopen zijn.

Eén keer kreeg ik een 'opdracht' van mijn grootmoeder. Zij vroeg mij te onderzoeken waarom het riool zo slecht doorliep. Dat hoefde ze mij niet twee keer te vragen. Het riool liep onder het grindpad, langs de voordeur naar de weg zo vertelde ze mij. Er stond toen aanzienlijk meer groen dan op deze foto. Toen ik het pad open groef zag ik vrij snel het probleem. Het riool bestond toen uit gresbuis, als 'pakking' werd grijze klei gebruikt (tegenwoordig rubber), een materiaal dat onder de grond nooit uithardt, maar wel goed afsluit. Wortels van bomen en struiken langs het pad waren via de klei het riool ingegroeid en verstopten daarmee de doorgang. Ze waren er niet alleen ingegroeid, maar hadden de buis ook doen openbarsten. De reparatie heb ik niet hoeven doen, daar kwam de aannemer voor.
Ik had weer wat geleerd en ben het gelukkig nooit vergeten.

Overigens worden gresbuizen nog steeds gebruikt.

18 januari, 2010


BP schrijft...
PATE DE CAMPAGNE



De SISTA heeft in haar reactie op het vorige blog gelijk, ook in ons recept is sprake van onder gewicht wegzetten. Maar om het verhaal en vooral de fotoreeks niet te lang te maken heb ik het in tweeën geknipt. Ook ik had al een paar jaar terug een prachtig passend plankje gemaakt waarop het gewicht zou kunnen rusten. Helaas was dat plankje voor deze patévorm net iets te groot dus knipte Lindsey een stuk karton op maat en pakte het in aluminiumfolie in. Daar bovenop een stuk steen en een paar kilo suiker. Zo heeft het de nacht in de kelder gestaan.


In de oven is de paté losgekrompen van de vorm en de citroenen iets aangebrand, maar hij zag er fantastisch uit en rook heerlijk. Vanmorgen was de paté mooi plat geworden en omdat we voor onszelf geen versiering hoeven, zijn de laurierbladeren en de citroenschijfjes eraf gehaald alvorens er gelei overheen te gieten. Doordat de paté nu luchtdicht afgesloten is, kan hij nog een paar dagen in de koelkast liggen 'rijpen' voordat totdat we hem mogen aansnijden. Geduld loont!


17 januari, 2010

V e g e t a r i ë r?


De Homo Sapiens is ooit als verzamelaar en jager begonnen om in z'n voedselbehoefte te voorzien. Als alleseter kon hij overleven.
De moderne westerse mens verzamelt praktisch niet meer en jaagt meestal alleen voor het plezier. Zelfs het 'wild' dat met enig geluk bij de poelier aan te schaffen is, is meestal gefokt en in afgesloten ruimtes gehouden. Als wij bij de nu ter ziele zijnde dorpspoelier (buiten de kersttijd) vroegen om konijn was die nooit voorradig maar kon altijd 'besteld' worden. Dat beestje kwam dan niet meer zoals niet erg lang geleden normaal was bij een plaatselijke konijnenfokker vandaan, maar bij de Sligro.

'Eerlijk' vlees is een omstreden begrip, want wees nou eerlijk, wij (?) weten als consument niet meer wat eerlijk is. Ook niet wat 'heerlijk' is omdat we eigenlijk niet meer weten hoe iets smaken moet.
Je kunt daar iets aan doen door zelf zo nu en dan iets te maken, bijvoorbeeld een paté. Alleen al het feit dat die paté zelfgemaakt is doet 'm beter smaken.
Het mooiste zou zijn als wij de paté konden maken van 'volledig verantwoord' vlees, maar dat is niet haalbaar, niet omdat wij het hier niet kunnen krijgen (hoewel?), maar omdat dat een vermogen kost. Dat is nou precies waar elke goedwillende consument tegenaan hikt en waar sommige grootgrutters met hun 'groene' labels (en prijzen) nu op in spelen. (Onder het mom van diervriendelijk produceren.)

Deze speklapjes en het varkensvlees komen bij de super vandaan, de lever bij de slager in het dorp (gaat u zelf paté maken mevrouw?) de tijm, knoflook en laurier uit eigen tuin.

Twee dorpen verder heeft Kees Janson een slagerij, hij verkoopt 'eerlijk' vlees. Hij maakt worst (Salami de Cornelio) en verrukkelijke paté's. Ook kan je bij hem op cursus om te leren een goede paté te maken, maar dat hebben wij nooit gedaan.

Morgen zullen we vertellen of ook deze heerlijkheid in de annalen bijgeschreven mag worden.