Pagina's

27 januari, 2009


D O R S T I G





Al een paar jaar overwinteren hele kolonies Lieveheersbeestjes in ons huis, ze zitten op een kluitje in hoeken tussen balk en plafond in de slaapkamer (koel) en struinen rond in de keuken (warm). Soms zuigen we ze op, zeker als ze geen teken van leven meer geven. De echte 'overlevers' gaan op zoek naar voedsel en drinken. De suikerpot op tafel is een geliefd klimobject en met één korreltje kan het beestje uren bezig zijn. Het viel ons de laatste tijd op dat een gemorst druppeltje water, bier, wijn of anderszins een enorme aantrekkingskracht op de lieveheersbeestjes uitoefende, zodra er een druppel op tafel lag kwam er wel ééntje drinken! Vandaag was er eentje zo brutaal tegen mijn glas met karnemelk op te klimmen en zich te laven aan deze zure melk, waarop mijn ega besloot het stippeltje zijn eigen waterplas te geven en verdomd hij ging zitten en begon te drinken! Later legde zij er nog een paar flintertjes lofgroen bij (hij moet immers ook eten) maar die liggen er geloof ik nog.



26 januari, 2009

VERGEELDE GLORIE



Mijn eerste jaren beeldhouwklas kenmerkten zich door een zeer beperkt aantal materialen. Klei, grijze (meer bruin dan grijs) Hollandse boetseerklei als broden aangeschaft door de school en tot pap verworden in de 'klei-kisten'. En natuurlijk gips om het gekleide beeld in af te gieten of om er direct mee te werken. Daarnaast een beetje betonijzer en jute om het beeld of de mal te versterken.
Eén of twee keer per jaar kwam er een model, voor portret of figuur studies, de rest van de tijd waren we bezig met 'vrij werk'. Het maken van een bas-reliëf was een geliefde bezigheid. Ik heb er meerdere gemaakt, maar soms liep het letterlijk uit de klauwen, het reliëf groeide van mijn plank af, het wilde een eigen leven leiden. Ik hoor het Carel nog zeggen: geef het de ruimte, laat het groeien!
Hij gaf mij de ruimte en liet me op de binnenplaats stoeien met mijn reliëf, wat al snel groeide tot een niet te onvatten beeld van een meter of drie hoog. Veel laswerk, jute en gips, heerlijk om mee te klooien samen met mijn beste vriend van dat moment Hans K. Het begon te lijken op de 'Atlas' bovenop het paleis, maar zakte een beetje door z'n knieën. Mijn 'overgang' naar het volgende jaar was verzekerd!

Ik weet niet meer hoe ik het voor elkaar gekregen heb, maar na de beoordeling heb ik het uit elkaar gehaald en in Blaricum voor onze eertste tentoonstelling weer opgebouwd, minder doorgezakt dan op school. Het heeft er jaren gestaan, totdat het inéén zakte en ik de resten af mocht voeren.


Blaricum 1965

25 januari, 2009

DIERBARE VORMEN



In 1996 maakte ik dit ontwerp in gips van wat één van mijn beste beelden had moeten worden. De V van Victorie, omgevallen op een sokkel zonder hart. Een ode aan Zadkine zonder het te beseffen. De maat was dusdanig gekozen dat een volwassene net niet rechtop door de doorgang kon lopen, maar moest buigen voor de V van vrede. Het beeld is er nooit gekomen, de vrede ook niet. 'Dwazen denken te beschermen' is vaker van toepassing dan ons lief is.
Ja ik ben een moralist, maar ook een pacifist en een pessimist en ondanks dat ook nog gelukkig.

Het kwetsbare gipsen model staat in ons huis op een plek waar het al drie keer 'omgestoten' is en even zo vaak weer gerestaureerd. Ik heb er even oven gedacht het in brons te laten gieten, maar de patin die het gips en het grafiet laten zien gaat in brons volledig teniet.




Het 'poortje' of de 'sokkel', met de lintzaag uit blokken 'haardhout' gezaagd, heb ik meerdere keren gemaakt en gebruikt omdat de vorm mij bijzonder beviel en nog steeds bevalt. De V van victorie heb ik nieuw gemaakt en van bladgoud voorzien. Het heeft niet de 'huid' van gips, maar een eigen warme uitstraling. Een beeldje waar ik L. gelukkig mee heb gemaakt.








V

24 januari, 2009

FOTOMATRIX MODEL 2007





Ik moet mijn rijbewijs vernieuwen volgens de Divisie Registratie en Informatie van de Rijksdienst voor het wegverkeer. Maar sinds 1994 mag je daar niet meer van spreken, RDW heet het nu.
In die brief is sprake van één recente kleurenpasfoto die voldoet aan de eisen van de Fotomatrix Model 2007. Normaal gesproken ga ik er van uit dat de fotograaf weet wat hij/zij doet en op de hoogte is van die eisen die gesteld worden. Dat bleek ook zo te zijn, de foto moest drie keer overgemaakt!
Nieuwsgierig geworden ben ik op zoek gegaan naar dat Model 2007, wat resulteerde in een PDF waarop 60 portretjes staan van mannen en vrouwen en zelfs een baby. Bij 50 van die foto's staat een rood kruis en de reden waarom die opname niet goed is. Slechts bij 10 staat een groen goedkeur teken, gek genoeg is de baby in alle vier de gevallen goed! Ondanks alle commotie over hoofddoekjes en andere schedelbedekkers zoals een tulband mag het wel mits het hele gezicht zichtbaar is. Vreemd is echter dat de 'baardgroei' nergens aan de orde komt, terwijl iedereen weet dat wel of niet een baard behoorlijk wat uitmaakt bij het identificeren van individuen.


OOO
O


22 januari, 2009


WAAR MAAK IK MIJ DRUK OM...





Man waar maak je je druk om, hoor ik sommigen al mompelen. "Slecht voor de bloeddruk en het levert toch niets op." Toch maak ik mij zo nu en dan druk over mijn werk als ik vind dat het onrecht wordt aangedaan.
Voor de bij de Gaasperplas te houden FLORIADE 1982 maakte ik het beeld "Dwazen denken te beschermen", een stalen open kubus met een daaraan door een ketting geketende betonnen paal. Na de tentoonstelling vroeg de toenmalige gemeente Amsterdam mij het beeld te vergroten voor een plantsoen op Zeeburg. Het beeld is daar neergezet zoals ook het kleinere broertje, met de kubus zichtbaar boven het maaiveld.
Een paar jaar geleden reden wij langs het beeld en zag ik tot mijn grote schrik dat het niet meer het beeld was zoals ik het bedoeld had. De kubus was ingegraven leek het wel en het beton had een schilderbeurt gekregen! Zoiets aankaarten bij een gemeente, nu deelgemeente is onbegonnen werk, ik heb het laten lopen en was het totaal vergeten totdat ik er gisteren per toeval achterkwam dat er tegenwoordig een 'Kunstwacht' bestaat. Een particulier bureau dat kunst in de openbare ruimte inventariseert, maar ook onderhoudt en restauraties uitvoert voor aangesloten gemeenten zoals Zeeburg.
Vanmorgen mailde ik mijn verbolgenheid en een uur geleden had ik een gesprek en waren fouten in de tekst op de site verbeterd! Daar kan geen gemeente ambtenaar tegenop.
Er gaat uitgezocht worden of de oorspronklijke bedoeling weer zichtbaar gemaakt kan worden.





<>


18 januari, 2009

DE OMKEER FILOSOFIE


Er waren, toen ik met het sieraden metier in aanraking kwam, al zo ontzettend veel goed draagbare sieraden gemaakt dat ik geen enkele behoefte had daar nog meer aan toe te voegen. In de B.O.E. periode heb ik een aantal ondraagbare sieraden gemaakt waaronder deze vier perspex ringen. Eigenlijk is het een stripverhaaltje, de 'steen' van de ring buigt zich langzaam naar de scheen en duikt erin waardoor de ring ondraagbaar wordt.




Ze zaten geplakt in een koffer met reflecterende bodem samen met nog een stel andere ondraagbare ringen. Dat waren halve ringen die door de spiegeling één werden. De koffer was te zien op een tiental tentoonstellingen van de B.O.E. Het is denk ik nooit begrepen, er is nooit één woord over gezegd of geschreven. Zo maakte ik ook een ring voor een jubileum van galerie RA, beschreven in de tekst van Galerie Marzee. De opdracht was: iets te maken wat binnen 4x4 cm paste. Ik zaagde een stuk steen op maat en boorde er een gat in, dat gat beplakte ik met bladgoud en de omgekeerde ring was geboren! Het kistje is ook van mijn hand. Wat niet te zien is, is dat wat op de foto de deksel is met een perspex plaat kon worden afgesloten zodat alles keurig op z'n plaats zou blijven. In eerste instantie gaven zich niet genoeg deelnemers op om de kist te vullen, vandaar mijn bijdrage. (Ik was geen exposant bij RA.) Later kwam er toch nog meer binnen maar toen was het kistje al vol.




In 1986 vroeg Galerie Marzee mij voor een tentoonstelling in de toen nog kleine galerie in Nijmegen. Zij maakte toen een reeks tentoonstellingen waaraan een mutiple verbonden was. De exposant - van welke discipline dan ook, maar meestal sieradenmaker - werd gevraagd een multiple te maken in een oplage van 20 stuks. Ik maakte een draagbaar sculptuurtje van hout, verpakt in een klein 2 mm triplex kistje. Eén exemplaar was voor Marzee, een ander werd verkocht. De eigenaren omschrijven het als volgt: Een minutieus rasterwerk van dun blank hout (verlijmd). De 21 vakjes zijn van binnen met bladgoud afgezet. Er is één geel blokje dat in een willekeurig vakje geschoven kan worden. Aan dat gele blokje is de steekspeld bevestigd. Het sieraad is in een oplage van 20 gemaakt (wij hebben nr. 2). Als je zou willen, kan het sieraad ook neergezet worden als een klein object (maten van het sieraad zijn 14 bij 5). Voor het sieraad is een bijbehorend elegant grijs houten doosje gemaakt. Het deksel ligt niet op de zijkanten, maar valt in de zijkanten ! Het rasterwerk van het sieraad komt “voorzichtig” terug in de deksel van het doosje.

" We zien jou als een grote forse man met - denken wij - dito handen. Het is dan ook niet voor te stellen dat je zoiets kleins zo precies kan maken met - dat moet wel - veel geduld. Inmiddels weten wij ook uit andere ontwerpen dat je precies bent, geduld hebt en het kunt."


© foto: Hogers/Versluys


Tekst MARZEE

17 januari, 2009




V A A S 1987



In 1987 kregen wij een uitnodiging van Galerie Detail in Groningen om mee te doen aan een tentoonstelling die de titel 'Visie op Vazen' zou krijgen. Ik geloof niet dat wij tot dat moment ooit een vaas gemaakt hadden.
Ik weet niet meer wie op het idee kwam, Marion of ik, maar al brainstormend kwamen we op een 'patat puntzakje' uit. Maar zo'n zakje wil niet blijven staan op z'n punt. Dat probleem kan je oplossen door een houder te maken of door 'm op te hangen. Ik ben verder gaan zoeken en vond de oplossing in het materiaal zelf. Ik ging uit van een strook zink van 100x20 cm, 1 mm dik. Die strook 'wikkelde' ik om een houten vorm, dat klinkt eenvoudig maar het was een zware klus. Die 1 meter lengte heb je nodig als 'houvast' maar ook om een mooie ronding te krijgen. Met een houten hamer maakte ik het uiteinde zo scherp als mogelijk, vervolgens soldeerde ik de naad van de 'tuut' dicht.
De laatste handeling was het moeilijkst, ik moest proberen in één beweging het restant van de strook zink zodanig om te buigen dat de vaas kon staan.
Dat is mij slechts één keer goed gelukt, de eerste keer! De volgende kreeg ik niet goed, daar heb ik de 'poot' vanaf geknipt en er een hangvaasje van gemaakt. De vorm van de vaas was prachtig, maar de zinkkleur en soldeerresten bevielen mij niet. Als bijna vanzelfsprekend greep ik naar acrylverf, zie ook mijn andere werk uit die tijd. Het zink ontvette ik met zuur en beschilderde zowel de buiten- als binnenkant van de vaas.
Beide vazen worden hier in huis zeer intens gebruikt en tot mijn eigen verbazing zit die verf er nog steeds op.
Twee jaar geleden probeerde ik de vaas weer eens te maken, maar ik kreeg niet eens de tuut goed, en met het solderen vielen de gaten er in!

Marion maakte ook een hangvaasje, van papier-maché, want dat was het materiaal waar ze toen mee werkte. Het vaasje was alleen geschikt voor droogbloemen. Helaas kan ik er geen foto van vinden.






O


15 januari, 2009

B.O.E.




In 1973 ontstond de Bond van Oproerige Edelsmeden o.a. uit onvrede over de presentatie van het sieraad in de toenmalige musea en galleries. Weg met die stijve presentaties in koele vitrines keurig op een rijtje, was de gedachte. De leden haalden hun werk uit de vitrines en toonden het op poppen, in koffers, aan de waslijn en als manifest in een doos. Die doos, wij noemden hem de BOE BOX, heb ik bedacht en gemaakt, ik was die ene beeldhouwer, de andere vier kregen hun eigen vakje en vulden die met voor hen kenmerkende attributen en een drukwerkje over hun werk en motivatie. Aan de binnenkant van de deksel lieten wij ons manifest tweetalig screenen. Van die doos of eigenlijk kistje heb ik er zeker 50 gemaakt, aan drukwerk hadden wij een veelvoud klaarliggen. Maar van de rest, de kussentjes van Françoise, de sheets van Karel, de zelfbouwdoos van Onno en de foto plus kinderschminkdoosjes van Marion was niet voldoende klaar om alle dozen te vullen. Ik denk dat wij niet meer dan twintig BOE BOXEN compleet konden maken; daarvan zijn er een aantal geschonken aan de mensen die mee hadden gewerkt en een paar zijn verkocht.

WAAROM SCHRIJF IK DIT NU?

Een paar dagen geleden kreeg ik een uitnodiging voor een jubileumtentoonstelling. Een expositie van het werk van iemand die ik alleen van naam ken. Op de kaart wordt melding gemaakt van 'de ceremoniële opening van een BOE doos', een BOE box die ze bij toeval ergens zijn tegengekomen.Van die mededeling schrok ik enorm en ik vroeg mij af wat 'onze' doos op haar tentoonstelling doet. Op vragen van mijn kant krijg ik als antwoord dat de jubileumtentoonstelling een 'voortentoonstelling' kent met werk van haar oud leraren en stage begeleiders. Het leek haar een goed idee de door hun twintig jaar gesloten gehouden BOE doos ceremonieel te open en daarna in een vitrine bij te zetten. (Eén van de BOE leden was later haar docent op de RA.) Het was beter geweest dat op de kaart te vermelden en aardig geweest als ze mij daarover hadden bericht. Maar de tijden blijken veranderd.

Ondertussen heb ik begrepen dat ik het ook als een eer zou kunnen beschouwen - die aandacht voor en opening van de doos - en er trots op mag zijn dat meer dan dertig jaar na publicatie ons manifest gebruikt wordt. Dat ben ik ook wel, maar ik hou het nare gevoel dat ons werk gebruikt wordt op een manier waarvoor wij het niet maakten. Voor mij blijft het een 'stunt'; het pronken met andermans werk en het 'bijzetten' in een vitrine is nou precies waar we op tegen waren.

Een paar publicaties terug had ik het over het oneigenlijk gebruik van andermans werk, dit is een voorbeeld waar ik niet aan had gedacht.




14 januari, 2009

F R U I T S C H A A L


© foto Robert P. Sledziewski


Zo'n twintig jaar geleden bedacht ik deze fruitschaal. De houten kegel die ik gebruikte als vorm voor de poten, had ik ergens anders voor gedraaid. Het was een mooie strakke vorm en ik besloot er een gipsen mal van te maken waarin ik was kon gieten. De maat van de kegels was dusdanig dat ik meende ze als poten van een schaal te kunnen gebruiken. De scherpe punten vroegen om een tegenvorm die ik vond in de wattigheid van een wolk. Ik goot een niet te dikke plaat was en sneed daar een vorm uit, waarin ik gaatjes ponste. De plaat liet ik een beetje doorzakken om een 'holling' te krijgen. Van die was-wolk heb ik weer een gipsen mal gemaakt en daarin meerdere 'wolken' gegoten. Uiteindelijk heb ik één of twee complete schalen in brons laten gieten. In ieder geval is dit er één van en die staat op een schitterende plek bij mensen die er iedere dag van kunnen genieten. Ik heb ook nog een poging gedaan de schaal in steengoed uit te voeren, de kegels gingen goed en die heb ik nog, maar de blauwe wolk klapte in de oven bij een bevriende keramiste uit elkaar! De vriendschap klapte ook dus staakte ik mijn pogingen.




O

13 januari, 2009

B e z i g e h a n d e n .



Dankzij internet laait de discussie over het auteursrecht weer op, al gaat het dan tot nu toe over tekst en het 'hergebruik' daarvan.
Er zijn verschrikkelijk veel mensen die iets creëren, met hun handen iets kunnen maken. En andermanser zijn veel mensen die met hun handen iets maken en er van moeten leven. Er zijn er slechts een paar die dat ook daadwerkelijk kunnen. Als een ander met het product dat je met jouw handen gemaakt hebt, ongevraagd aan de haal gaat is dat diefstal of oneigenlijk gebruik.
Het vervelende echter voor de pleitbezorger die vindt dat gedane arbeid betaald moet worden, is dat veel mensen die iets gemaakt hebben het helemaal niet erg vinden dat een ander er mee vandoor gaat. Ze zijn er vaak zelfs trots op omdat hun werk blijkbaar de moeite waard is gejat te worden. Wat ze er vaak niet bij vertellen is dat het wereldwijd registreren van dat product (bv. meubels) een kapitaal kost. Voorbeelden hiervan zijn overal te vinden. (Marcel Wanders en Gijs Bakker deden daar uitspraken over.)
Tot de jaren zeventig van de vorige eeuw waren beeldhouwers trots en blij als ze voor een tentoonstelling gevraagd werden, ze maakten er veelal nieuw werk voor en hoopten op een opdracht. Die opdracht kwam meestal niet en de beeldhouwer kon z'n hand ophouden bij Sociale Zaken. Toen het Lieverdje op het Spui van Carel Kneulman, na de 'happenings' van de Anti-rookmagiër Robert Jasper Grootveld en de acties van Provo's en Kabouters populair werd, grepen souvenirmakers hun kans en lieten 'onbekende derden' kleine Lieverdjes maken die er niet uit zagen. Carel heeft toen zelf een stichting opgericht, de Stichting Replica met als doel het beschermen van zijn en andermans rechten als maker, het toezien op reproductie en het innen van centjes. Zijn stichting is later opgegaan in de Stichting Beeldrecht, nu PICTORIGHT. Die stichting Replica, waar ik zelf via een omweg nog mee te maken had, kan ik niet eens meer terugvinden.

Na de 'Hollandse culturele revolutie' eind jaren '60 introduceerden de Nederlandse Kring van Beeldhouwers, in navolging van het door de BBK geïnitieerde 'hanggeld', 'staangeld'. Als beeldhouwer sjouwde en showde je niet meer voor noppes, maar ontving je een vergoeding als je aan een tentoonstelling meedeed. Het was beslist geen vetpot maar een dankbare aanvulling op het karige inkomen. Nog geen twintig jaar later ging men er anders over denken, de aanbieders/ makers van het werk mochten blij zijn als de 'betaalde organisatoren' (vaak collega's) de keus op hen lieten vallen. Werk maken en exposeren zonder daar een cent voor te ontvangen. Terug bij af dus.

Het hang/staangeld staat steeds opnieuw ter discussie, net als alle andere vormen van rechten waarvoor betaald moet worden. Plasterk maakt zich sterk voor richtlijnen maar zijn ambtenaren 'vergeten' dat die er al lang zijn. Het wiel moet, zoals zo vaak in de politiek, weer eens opnieuw worden uitgevonden; om moe van te worden. Vuile handen maken en in onschuld wassen.
Op een enkeling na gebruiken alle schrijvers hun handen om tekst te produceren. Als ze dat doen om hun brood te verdienen worden ze daar voor- of achteraf voor betaald. Ook dat is meestal geen vetpot, op de enkele succesvolle scribent na. De gemiddelde schrijver is blij als zijn of haar 'stukkie' gepubliceerd wordt en hij of zij daarvoor betaald krijgt.

Maar we mogen blij zijn als we onze handen nog kunnen gebruiken. Mijn handen verlangen naar werk: vuil werk en veel splinters.




*