Pagina's

10 januari, 2009


Tot niet zo lang geleden droeg ik bijna altijd een spijkerbroek, voor nét en een oude om in te werken, hoewel dat verschil niet altijd goed te zien was. Ik kocht altijd twee broeken tegelijk, twee LEE met rechte pijpen. De heavyweight denim is naar mijn gevoel echter niet meer wat het was, het voelt dunner aan en is sneller versleten en dat voor een prijs waar ik 10 'werkbroeken' voor kan kopen! Ik heb nu nog maar één jeans en daar doe ik geen 'werk' meer in.

M'n werkkleding heb ik al meer dan een week niet aangehad, buiten is na het voeren van de kippen niet veel te doen. De deur van mijn atelier doe ik wel van het slot, maar veel heb ik er niet te zoeken. Niet dat het er ijzig koud is, lager dan -2˚ komt de thermometer meestal niet en dat is goed te doen als je lekker bezig bent, maar 'het komt er niet van'. Veel lust heb ik ook niet, moet ik zeggen. Ik zit nu liever achter m'n scherm, daar kijk ik meer langs dan erop! Er is buiten zoveel te beleven!
Heggenmussen, Ringmussen, Huismussen, Merels, Lijsters, Koolmezen, Pimpelmezen, Staartmezen, Roodborsten, Vinken, Kraaien, Kauwtjes, Eksters, Turkse Tortels, Houtduiven, Grote bonte spechten, Boomklevers en niet te vergeten het Bokje, de Koperwiek, de Buizerd en de overvliegende meeuwen. Reigers en soms in een flits de sperwer of een valkje. Wat een drukte, wat een genot!

Toch ben ik geen 'binnenmens' en bovendien krijg ik koude voeten achter mijn bureau, dus trek ik zo nu en dan mijn 'werkjas' aan, zet een muts op en ga naar buiten. Voor ik het weet zit ik dan in m'n goede goed te rotzooien, veeg mijn vuile handen er aan af of blijf aan een spijker hangen.
Een 'spijkerbroek voor alle dag' was zo gek nog niet, misschien moet ik daar toch naar terug.


09 januari, 2009

Houtsnippen raken de kluts kwijt.


Een berichtje met foto van Thea, zij schrijft:

Ik weet dat houtsnippen schuwe bosvogels zijn en met hun lange snavel larven, wurmen en insecten uit de losse bosgrond halen. Als het vriest wordt het moeilijk voor ze in het bos en trekken ze de bewoonde wereld in. En volgens Nico de Haan in zijn OrnithoNieuws van 11 december zijn ze dan vaak niet zo handig bezig. Zijn bericht begon met: houtsnippen raken de kluts kwijt. Ze zijn natuurlijk ook geen bewoning gewend. Een paar jaar geleden klapte er een tegen de voorruit. Die hebben we toen voorzichtig in een doos gezet en gebracht naar het vogelopvangcentrum. Ze vonden dat hij er monter uitzag, maar.... toch 's middags was hij dood.
Die van de foto lag aan de andere kant van het huis; een klap hebben wij niet gehoord en toen wij hem vonden was hij al koud, maar had wel z'n oog open.

OO


B O K J E


BOKJE
foto IVN



KOPERWIEK




Nu er steeds meer sneeuw en ijs ligt en er moeilijker voedsel te vinden is, komen steeds meer wintergasten op onze voederplekken af. Zoals het Waterhoen, die komt zelden in de tuin, nu blijft hij gewoon wachten op de volgende ronde zaden, noten en broodkruimels. De Koperwiek was er ook weer, hoewel we hem/haar niet hebben zien eten is de vogel zeker een kwartier lang bezig geweest zich te 'poetsen'. Maar echt stil zitten, ho maar! De foto is dan ook wat minder vandaar de extra prent.
De meest bijzondere gast was het Bokje, niet dat we dat meteen wisten, we hadden er zelfs nog nooit van gehoord! Buurman Gerard kwam ons vanmorgen halen om een bijzonder vogeltje te laten zien dat bij hem langs de sloot zat. Hij dacht aan een IJsvogeltje, een gedachte waar wij aardig in mee konden gaan. De bouw en houding leken er enigszins op maar de kleur totaal niet. Het beestje bleef heel lang roerloos zitten bij een wakje in het ijs van de sloot, helaas vloog het weg toen ik de camera op hem richtte. Ook in de lucht leek het op een IJsvogel. Het meest kenmerkende was een gele streep van snavel tot staart. Na wat geblader in de vogelgids kwam ik uit bij het BOKJE, een klein lid van de Snippen familie. Na het lezen van de beschrijving wist ik het zeker, alles klopte! Het Bokje op deze foto doet helemaal niet denken aan een IJsvogel, toch bracht vooral de houding van de naar stekelbaarsjes turende vogel ons op die gedachte.



*
**
***

08 januari, 2009

R U I G E R I J P EN P E G E L S
Als tussendoortje.


Foto's Lindsey Kennedy Bogle




Het zijn dankbare dagen voor de makers van wonderschone plaatjes, de weermannen vechten erom en de streekbladen staan er vol mee. Dankzij de spotgoedkoop geworden digitale fotografie en internet, dat voor iedereen die het kan en wil gebruiken steeds simpeler wordt, vliegen de mooie plaatjes de wereld over.

*****
***
**
*


Erinaeceus europaeus



Er scharrelen in onze tuin een aantal egels rond, ooit vond ik er één in het kippenhok, daar had het beestje een lekker warm plekje gevonden achter een baal stro. Een ander was en dat is minder leuk, verdronken in de waterput. Vlak voor de sneeuwval kwam er weer één even buurten, wat ons bevreemde want hij zou in winterslaap moeten zijn.
Volgens de egelopvang mogen ze kattenvoer eten en daar hebben we na dood van Meisje nog wat van staan. En ja hoor, ze kwam erop af en at er lustig op los. Een paar dagen later lag er sneeuw en zagen we een prachtig spoor dat van die egel moet zijn. Het houdt op bij de datsja, hopelijk heeft prikkebeen daar een goede plek voor de rest van de winter gevonden.



**
*

07 januari, 2009

IJ S P R E T



We liepen er langs en zagen het: een stuk ijs als een Fallus oprijzend uit een steigerpijp, toevallige erotiek, niet bedacht maar ontstaan door extreme koude. Je moet het natuurlijk wel willen zien. Dat bevroren water uitzet leren we op school, maar hoeveel het uitzet ontdekken we meestal pas als er iets kapotvriest, een buitenkraan, regenton, slot, waterpomp of radiator. Maar dat het uitzettende water zich zo manifesteert als in deze pijp zie je zelden. Mijn fantasie gaat dan met me op de loop, de erotiek neemt dan de plaats in van de natuurkundeles en ik zie een warme mond de top van het ijs van vorm doen veranderen. Vroeger als kind zoog ook ik aan ijspegels, maar warme gevoelens had ik daar niet bij. Nu kan ik niet onbevangen kijken zonder te fantaseren en weet ik dat er mensen zijn die het stukje prikkeldraad zelfs als een toegevoegde waarde zien.

O
/


06 januari, 2009

CHANOEKIA / HANNUKAH LAMP



uit catalogus LICHT
foto Joods Historisch Museum

In 1988 bedacht Marion in opdracht van het Joods Historisch Museum Amsterdam een kandelaar voor negen kaarsen. Het museum maakte ter gelegenheid van het 40 jarig bestaan van de staat Israël een tentoonstelling met de titel: LICHT hedendaagse vormen in Joodse rituelen. Het was een van oorsprong Israëlische tentoonstelling met een Hollandse aanvulling. Marion ontwierp een Hannukah Lamp van graniet die wij samen uitvoerden. Tijdens de tentoonstelling kocht Herman Musaph de kandelaar die hem vervolgens schonk aan de Liberaal Joodse Gemeente Amsterdam.
Na de tentoonstelling hebben wij samen met de rabbijn, Herman en de voorzitter van de kunstcommissie in de synagoge bij de RAI een plek gezocht en heb ik de kandelaar aan de muur bevestigd.

Werkend aan het blog over moeder en dochter kwam ik er bij toeval achter dat die synagoge inmiddels gesloopt is en dat er op een andere plek al gebouwd wordt aan een nieuwe! Ik was dus razend nieuwsgierig wat er met de chanoekia gebeurd zou zijn, (ook gesloopt of gered) en mailde het museum met de vraag of zij ergens van wisten. Dat wisten ze niet en stuurden me door naar de LJG Amsterdam. Van de rabbijn kreeg ik te horen dat de kandelaar gespaard is en tijdelijk ondergebracht in, jawel het JHM! Het museum heeft het ondertussen bevestigd en geschreven dat de chanoekia ook op hun website te vinden is, onder collecties, nr. B2197
Mettertijd zal bekeken worden of de kandelaar een plaats in de nieuwbouw kan krijgen, zo schrijft de rabbijn mij. Het zou leuk zijn als dat inderdaad gebeurt en de kaarsen weer zullen branden op 22 december tijdens het chanoeka-feest.





foto Joods Historisch Museum



*


05 januari, 2009

M U I Z E N


Op ons erf staan niet alleen walnotenbomen maar ook een aantal hazelaars, de noten heb ik in het begin wel verzameld, maar ben daarmee gestopt omdat het een heidens karwij is ze te kraken en te pellen. Bovendien zijn ze aan de kleine kant. Voor de veldmuisjes zijn ze een welkome aanvulling op het winterse maal. In de meest vreemde holtes kom ik aangevreten noten tegen. Soms moet ik zo'n holte voortijdig blootleggen, bijvoorbeeld als het door de muisjes gevonden is in een citrusfruit kratje dat door mij gevuld is met hout om de haard aan te maken. Dan komt er een moment dat ik het kratje erboven optil en de 'lunchroom' bloot leg. De muisjes zijn dan allang verkast, maar de restanten van hun maal zijn overduidelijk aanwezig, daar kan zelfs een slechtziende niet omheen. Muizen zijn niet anders dan mensen, ze zijn slecht in opruimen! Het lijkt een ingebakken patroon: laat zien waar je geweest bent, laat voelen dat je er was en verdwijn met stille trom. 'Onze' muizen zullen niet van honger omkomen want niet alleen de noten, maar ook zaden in allerlei vorm komen we tegen op 'geheime' plekjes, soms zelfs materiaal waarvan wij denken "Hoe kan dat nou voedzaam zijn"? In geval van nood eten ook wij mensen dingen waar we in het gewone, doorvoede dagelijkse leven niet bij stil staan, tot onze eigen uitwerpselen aan toe.


**


04 januari, 2009

MOEDER EN DOCHTER

SLOT


Een poging tot reconstructie, begonnen op 12/12/1994, herzien op 28/3/1995 en opnieuw nagelopen en aangepast in mei 2005.
Eind 2008 wederom bekeken en deels herschreven.



(15/2/1995)


Veertig jaar later, heb ik mijn vader meegenomen naar Duitsland, naar vrienden in Berlijn. Vrienden van Marion maar ook zeker van mij, jongens een paar jaar jonger dan wij. Het waren slechts drie dagen, soms moeilijk, maar voor pa de kennismaking met een generatie Duitsers die hij niet kende, met een Duitsland dat hij niet kende. De muur was al geslecht en het oost-west gevoel verdwenen. Berlijn weer één stad in opbouw en vernieuwing en bovenal een stad met aardige mensen. Als dank voor de verleende gastvrijheid heeft hij onze vrienden een brief geschreven, een brief waar zij heel emotioneel op reageerden toen ik er naar vroeg. "Een goede brief" was alles wat ik te horen kreeg. Het was mijn vaders laatste vakantie.
In 1966 ging ik voor het eerst naar Berlijn, met Marion en Edith in de 2CV van pa. Al ver vóór de grenspost Helmstedt werd Edith nerveus en moest de meegenomen radio-casetterecorder uit! We mochten de Oost Duitse grenswachten vooral niet provoceren met westerse muziek. Bij haar was de angst nooit verdwenen! Het kostte ons een uur en tien (west) Mark per persoon voor een visum en verzekering, maar we mochten daarna door. Onderweg zagen wij schaapherders met verrekijkers en geweren, waakzame kameraden die de stroom westerse auto's in de gaten moesten houden. De rit over die toen zeer slechte weg leek uren te duren. Onderweg stoppen of de weg verlaten was verboden. Pas na het passeren van de Amerikanen kwamen we in Berlijn.
Marion was er al een paar maal eerder geweest, de eerste keer met een Amerikaanse Dakota om in de Kirche Zum Heilsbronnen te Berlin-Schönberg, Evangelisch Luthers gedoopt te worden. De doopakte vond ik een paar maanden na haar overlijden diep weggestopt in een oude portefeuille van haar moeder, samen met het originele geboortebewijs en een lok blond haar.
Marion heeft het waarschijnlijk nooit gezien.



OOOOOOOO


03 januari, 2009

MOEDER EN DOCHTER
Deel 4



Een poging tot reconstructie, begonnen op 12/12/1994, herzien op 28/3/1995 en opnieuw nagelopen en aangepast in mei 2005.
Eind 2008 wederom bekeken en deels herschreven.

(23/12/1994)
(Ook de nu volgende periode heb ik nooit goed kunnen reconstrueren.)
Een aantal maanden moeten ze in dat kamp gezeten hebben voordat ook zij vrij waren. Twee voor Edith zeer belangrijke gebeurtenissen hebben dan al plaatsgevonden. De man waarmee ze nog getrouwd dacht te zijn bleek van haar gescheiden en behoorde niet meer tot de levenden. De vader van Marion was gesneuveld aan het Oostfront. Hij bleek voor zijn deportatie in Berlijn een huis gekocht te hebben en geld vastgezet, zodat de vrouw waarvan hij hield en de dochter die hij nooit zou zien, na de oorlog een dak boven hun hoofd zouden hebben. Edith kreeg dit pas te horen toen het al verjaard was.
Terug in Amsterdam ging ze werken als hulp in de huishouding en later als modiste op een hoedenatelier. Binnen de driehoek Amsterdam, Zaandam en Hilversum verhuisden ze elf maal, meestal inwonend als huishoudster en troetelkind van alleenstaande heren. Niet overal verliep dat even prettig. Edith bleef 'de Mof' en Marion de dochter van…...
De buren op de trap lieten dat overduidelijk merken: als Edith de trap net had schoongemaakt gooide de buurvrouw 'per ongeluk' de vuilnisemmer om en kon ze weer opnieuw beginnen. En zo vele incidenten waar ik mij diep voor schaamde toen ik ze te horen kreeg.


(12/2/1995)
Marion is geboren op 1/12/1944. Ik ben dit opstel bij toeval begonnen op 12/12/1994. Mijn maatje is niet meer, zij stierf op 12/1/1995. De Grote Drukte is nu voorbij, de Grote Stilte ligt op de loer en probeert bezit van mij te nemen. Ik zal proberen verder te gaan, het verhaal weer oppakken waar ik gebleven was. Er is zoveel gebeurd, zo ver vooruit in dit verhaal dat ik er een nacht over moet slapen om verder te kunnen gaan. Ik moet weer terug naar het moment waar ik gebleven was. Deze dag moest er iets op papier, niet in het laatst om te weten of ik hiermee door wil; morgen zie ik wel verder.

(13/2/1995)
Toen ik Marion leerde kennen halverwege de jaren zestig kwamen de echt vervelende incidenten niet meer voor, dacht ik. Geen zichtbare pesterijen meer, nee dat niet maar wel het stilzwijgend negeren van mijn partner en haar moeder. Het kwam uit een hoek waar ik het nooit verwacht had: mijn eigen familie! Een oom, mijn lievelingsoom, heeft het bijna tot aan zijn dood volgehouden! "Naar Duitsland ga ik niet op vakantie en met Duitsers spreek ik niet, Duitsers zijn allemaal Nazi's!' Toch hadden wij in 1965 in zijn tuin onze eerste tentoonstelling en verkocht Marion haar eerste werk. De burgemeester van het dorp sprak het openingswoord, oom was beretrots! Pas toen ik hem een jaar voor zijn dood het verhaal van Edith vertelde erkende hij dat niet alle Duitsers slecht waren en herzag hij zijn houding jegens Marion. Te laat. Mijn vader dacht iets genuanceerder, mijn eerste echte vakantie was met hem op de fiets naar Duitsland. We reden beiden op een fiets met terugtraprem, de mijn had houten blokken op de pendalen. Hij was door mijn vader in elkaar gezet van op de markt gekochte onderdelen, maar was eigenlijk te groot voor mij. Wij hadden een zware oude katoenen tent bij ons met houten haringen, maar zonder grondzeil. En door mijn moeder genaaide slaapzakken van paardendekens. Maar meestal sliepen we bij boeren in het hooi. Die mensen - het was tien jaar na de oorlog - hadden vaak een schuldgevoel en vonden dat ze iets goed te maken hadden. We aten 'op z'n leeuws' zoals mijn vader dat noemde, uit de hand rauwkost en brood met worst, Duitse worst. Onze tocht was heuvelachtig, de terugtrapremmen liepen warm zo niet heet aan, dus kocht pa handremmen, voor elk van ons één, zo'n stang met een blok rubber boven de voorband. Veiligheid voor alles!
Onze laatste standplaats was Goslar in het Harzgebergte. Doorweekt kwamen wij op de camping aan. De canvas fietstassen waren niet bestand gebleken tegen de hoeveelheid regen die wij te verduren hadden gekregen! Om enigszins droog te kunnen slapen kregen wij van een Duitse medekampeerder een luchtbed voor de nacht. Zo'n luchtbed hadden wij nog nooit gezien, laat staan erop geslapen! Pa vond het welletjes en besloot die avond tot de laatste van onze vakantie te maken. We liepen door de stromende regen naar het centrum van Goslar en kwamen zonder gezien te hebben wat er draaide in een bioscoop terecht. Het interieur zal ik nooit vergeten: zoiets als Parisiën in Amsterdam, maar dan met gestolde drollen aan de muur, donkerbruin geschilderd stuc-werk waar je zo in kon bijten! Het rook er naar mannen, oude mannen. De film was een nazaat van de Nazi propaganda, veel bloed en helden, pa wist niet hoe snel hij mij naar buiten moest krijgen. De volgende dag zijn we op de trein gestapt terug naar huis. In Hannover kwam de Grüne Polizei aan boord, controle van God mag weten wat, pistool losjes in de holster en op het perron om de twintig meter militairen met het machinepistool in de aanslag. Het was mijn eerste confrontatie met het 'gezag', een glimlach kon er niet af. Wij werden niet gezocht en waren geen vluchtelingen, slechts een Hollandse vader en zoon en mochten verder reizen. Pas later heb ik begrepen dat diegenen die niet konden bewijzen wie ze waren in Hannover de trein uit moesten en voor hen de ellende pas begon. Het moet rond 1953-1954 geweest zijn, de enige vakantie uit die jaren die mij bij is gebleven.


Vierde deeltje, wordt vervolgd.


OOOOOOOO