Pagina's

07 januari, 2009

IJ S P R E T



We liepen er langs en zagen het: een stuk ijs als een Fallus oprijzend uit een steigerpijp, toevallige erotiek, niet bedacht maar ontstaan door extreme koude. Je moet het natuurlijk wel willen zien. Dat bevroren water uitzet leren we op school, maar hoeveel het uitzet ontdekken we meestal pas als er iets kapotvriest, een buitenkraan, regenton, slot, waterpomp of radiator. Maar dat het uitzettende water zich zo manifesteert als in deze pijp zie je zelden. Mijn fantasie gaat dan met me op de loop, de erotiek neemt dan de plaats in van de natuurkundeles en ik zie een warme mond de top van het ijs van vorm doen veranderen. Vroeger als kind zoog ook ik aan ijspegels, maar warme gevoelens had ik daar niet bij. Nu kan ik niet onbevangen kijken zonder te fantaseren en weet ik dat er mensen zijn die het stukje prikkeldraad zelfs als een toegevoegde waarde zien.

O
/


06 januari, 2009

CHANOEKIA / HANNUKAH LAMP



uit catalogus LICHT
foto Joods Historisch Museum

In 1988 bedacht Marion in opdracht van het Joods Historisch Museum Amsterdam een kandelaar voor negen kaarsen. Het museum maakte ter gelegenheid van het 40 jarig bestaan van de staat Israël een tentoonstelling met de titel: LICHT hedendaagse vormen in Joodse rituelen. Het was een van oorsprong Israëlische tentoonstelling met een Hollandse aanvulling. Marion ontwierp een Hannukah Lamp van graniet die wij samen uitvoerden. Tijdens de tentoonstelling kocht Herman Musaph de kandelaar die hem vervolgens schonk aan de Liberaal Joodse Gemeente Amsterdam.
Na de tentoonstelling hebben wij samen met de rabbijn, Herman en de voorzitter van de kunstcommissie in de synagoge bij de RAI een plek gezocht en heb ik de kandelaar aan de muur bevestigd.

Werkend aan het blog over moeder en dochter kwam ik er bij toeval achter dat die synagoge inmiddels gesloopt is en dat er op een andere plek al gebouwd wordt aan een nieuwe! Ik was dus razend nieuwsgierig wat er met de chanoekia gebeurd zou zijn, (ook gesloopt of gered) en mailde het museum met de vraag of zij ergens van wisten. Dat wisten ze niet en stuurden me door naar de LJG Amsterdam. Van de rabbijn kreeg ik te horen dat de kandelaar gespaard is en tijdelijk ondergebracht in, jawel het JHM! Het museum heeft het ondertussen bevestigd en geschreven dat de chanoekia ook op hun website te vinden is, onder collecties, nr. B2197
Mettertijd zal bekeken worden of de kandelaar een plaats in de nieuwbouw kan krijgen, zo schrijft de rabbijn mij. Het zou leuk zijn als dat inderdaad gebeurt en de kaarsen weer zullen branden op 22 december tijdens het chanoeka-feest.





foto Joods Historisch Museum



*


05 januari, 2009

M U I Z E N


Op ons erf staan niet alleen walnotenbomen maar ook een aantal hazelaars, de noten heb ik in het begin wel verzameld, maar ben daarmee gestopt omdat het een heidens karwij is ze te kraken en te pellen. Bovendien zijn ze aan de kleine kant. Voor de veldmuisjes zijn ze een welkome aanvulling op het winterse maal. In de meest vreemde holtes kom ik aangevreten noten tegen. Soms moet ik zo'n holte voortijdig blootleggen, bijvoorbeeld als het door de muisjes gevonden is in een citrusfruit kratje dat door mij gevuld is met hout om de haard aan te maken. Dan komt er een moment dat ik het kratje erboven optil en de 'lunchroom' bloot leg. De muisjes zijn dan allang verkast, maar de restanten van hun maal zijn overduidelijk aanwezig, daar kan zelfs een slechtziende niet omheen. Muizen zijn niet anders dan mensen, ze zijn slecht in opruimen! Het lijkt een ingebakken patroon: laat zien waar je geweest bent, laat voelen dat je er was en verdwijn met stille trom. 'Onze' muizen zullen niet van honger omkomen want niet alleen de noten, maar ook zaden in allerlei vorm komen we tegen op 'geheime' plekjes, soms zelfs materiaal waarvan wij denken "Hoe kan dat nou voedzaam zijn"? In geval van nood eten ook wij mensen dingen waar we in het gewone, doorvoede dagelijkse leven niet bij stil staan, tot onze eigen uitwerpselen aan toe.


**


04 januari, 2009

MOEDER EN DOCHTER

SLOT


Een poging tot reconstructie, begonnen op 12/12/1994, herzien op 28/3/1995 en opnieuw nagelopen en aangepast in mei 2005.
Eind 2008 wederom bekeken en deels herschreven.



(15/2/1995)


Veertig jaar later, heb ik mijn vader meegenomen naar Duitsland, naar vrienden in Berlijn. Vrienden van Marion maar ook zeker van mij, jongens een paar jaar jonger dan wij. Het waren slechts drie dagen, soms moeilijk, maar voor pa de kennismaking met een generatie Duitsers die hij niet kende, met een Duitsland dat hij niet kende. De muur was al geslecht en het oost-west gevoel verdwenen. Berlijn weer één stad in opbouw en vernieuwing en bovenal een stad met aardige mensen. Als dank voor de verleende gastvrijheid heeft hij onze vrienden een brief geschreven, een brief waar zij heel emotioneel op reageerden toen ik er naar vroeg. "Een goede brief" was alles wat ik te horen kreeg. Het was mijn vaders laatste vakantie.
In 1966 ging ik voor het eerst naar Berlijn, met Marion en Edith in de 2CV van pa. Al ver vóór de grenspost Helmstedt werd Edith nerveus en moest de meegenomen radio-casetterecorder uit! We mochten de Oost Duitse grenswachten vooral niet provoceren met westerse muziek. Bij haar was de angst nooit verdwenen! Het kostte ons een uur en tien (west) Mark per persoon voor een visum en verzekering, maar we mochten daarna door. Onderweg zagen wij schaapherders met verrekijkers en geweren, waakzame kameraden die de stroom westerse auto's in de gaten moesten houden. De rit over die toen zeer slechte weg leek uren te duren. Onderweg stoppen of de weg verlaten was verboden. Pas na het passeren van de Amerikanen kwamen we in Berlijn.
Marion was er al een paar maal eerder geweest, de eerste keer met een Amerikaanse Dakota om in de Kirche Zum Heilsbronnen te Berlin-Schönberg, Evangelisch Luthers gedoopt te worden. De doopakte vond ik een paar maanden na haar overlijden diep weggestopt in een oude portefeuille van haar moeder, samen met het originele geboortebewijs en een lok blond haar.
Marion heeft het waarschijnlijk nooit gezien.



OOOOOOOO


03 januari, 2009

MOEDER EN DOCHTER
Deel 4



Een poging tot reconstructie, begonnen op 12/12/1994, herzien op 28/3/1995 en opnieuw nagelopen en aangepast in mei 2005.
Eind 2008 wederom bekeken en deels herschreven.

(23/12/1994)
(Ook de nu volgende periode heb ik nooit goed kunnen reconstrueren.)
Een aantal maanden moeten ze in dat kamp gezeten hebben voordat ook zij vrij waren. Twee voor Edith zeer belangrijke gebeurtenissen hebben dan al plaatsgevonden. De man waarmee ze nog getrouwd dacht te zijn bleek van haar gescheiden en behoorde niet meer tot de levenden. De vader van Marion was gesneuveld aan het Oostfront. Hij bleek voor zijn deportatie in Berlijn een huis gekocht te hebben en geld vastgezet, zodat de vrouw waarvan hij hield en de dochter die hij nooit zou zien, na de oorlog een dak boven hun hoofd zouden hebben. Edith kreeg dit pas te horen toen het al verjaard was.
Terug in Amsterdam ging ze werken als hulp in de huishouding en later als modiste op een hoedenatelier. Binnen de driehoek Amsterdam, Zaandam en Hilversum verhuisden ze elf maal, meestal inwonend als huishoudster en troetelkind van alleenstaande heren. Niet overal verliep dat even prettig. Edith bleef 'de Mof' en Marion de dochter van…...
De buren op de trap lieten dat overduidelijk merken: als Edith de trap net had schoongemaakt gooide de buurvrouw 'per ongeluk' de vuilnisemmer om en kon ze weer opnieuw beginnen. En zo vele incidenten waar ik mij diep voor schaamde toen ik ze te horen kreeg.


(12/2/1995)
Marion is geboren op 1/12/1944. Ik ben dit opstel bij toeval begonnen op 12/12/1994. Mijn maatje is niet meer, zij stierf op 12/1/1995. De Grote Drukte is nu voorbij, de Grote Stilte ligt op de loer en probeert bezit van mij te nemen. Ik zal proberen verder te gaan, het verhaal weer oppakken waar ik gebleven was. Er is zoveel gebeurd, zo ver vooruit in dit verhaal dat ik er een nacht over moet slapen om verder te kunnen gaan. Ik moet weer terug naar het moment waar ik gebleven was. Deze dag moest er iets op papier, niet in het laatst om te weten of ik hiermee door wil; morgen zie ik wel verder.

(13/2/1995)
Toen ik Marion leerde kennen halverwege de jaren zestig kwamen de echt vervelende incidenten niet meer voor, dacht ik. Geen zichtbare pesterijen meer, nee dat niet maar wel het stilzwijgend negeren van mijn partner en haar moeder. Het kwam uit een hoek waar ik het nooit verwacht had: mijn eigen familie! Een oom, mijn lievelingsoom, heeft het bijna tot aan zijn dood volgehouden! "Naar Duitsland ga ik niet op vakantie en met Duitsers spreek ik niet, Duitsers zijn allemaal Nazi's!' Toch hadden wij in 1965 in zijn tuin onze eerste tentoonstelling en verkocht Marion haar eerste werk. De burgemeester van het dorp sprak het openingswoord, oom was beretrots! Pas toen ik hem een jaar voor zijn dood het verhaal van Edith vertelde erkende hij dat niet alle Duitsers slecht waren en herzag hij zijn houding jegens Marion. Te laat. Mijn vader dacht iets genuanceerder, mijn eerste echte vakantie was met hem op de fiets naar Duitsland. We reden beiden op een fiets met terugtraprem, de mijn had houten blokken op de pendalen. Hij was door mijn vader in elkaar gezet van op de markt gekochte onderdelen, maar was eigenlijk te groot voor mij. Wij hadden een zware oude katoenen tent bij ons met houten haringen, maar zonder grondzeil. En door mijn moeder genaaide slaapzakken van paardendekens. Maar meestal sliepen we bij boeren in het hooi. Die mensen - het was tien jaar na de oorlog - hadden vaak een schuldgevoel en vonden dat ze iets goed te maken hadden. We aten 'op z'n leeuws' zoals mijn vader dat noemde, uit de hand rauwkost en brood met worst, Duitse worst. Onze tocht was heuvelachtig, de terugtrapremmen liepen warm zo niet heet aan, dus kocht pa handremmen, voor elk van ons één, zo'n stang met een blok rubber boven de voorband. Veiligheid voor alles!
Onze laatste standplaats was Goslar in het Harzgebergte. Doorweekt kwamen wij op de camping aan. De canvas fietstassen waren niet bestand gebleken tegen de hoeveelheid regen die wij te verduren hadden gekregen! Om enigszins droog te kunnen slapen kregen wij van een Duitse medekampeerder een luchtbed voor de nacht. Zo'n luchtbed hadden wij nog nooit gezien, laat staan erop geslapen! Pa vond het welletjes en besloot die avond tot de laatste van onze vakantie te maken. We liepen door de stromende regen naar het centrum van Goslar en kwamen zonder gezien te hebben wat er draaide in een bioscoop terecht. Het interieur zal ik nooit vergeten: zoiets als Parisiën in Amsterdam, maar dan met gestolde drollen aan de muur, donkerbruin geschilderd stuc-werk waar je zo in kon bijten! Het rook er naar mannen, oude mannen. De film was een nazaat van de Nazi propaganda, veel bloed en helden, pa wist niet hoe snel hij mij naar buiten moest krijgen. De volgende dag zijn we op de trein gestapt terug naar huis. In Hannover kwam de Grüne Polizei aan boord, controle van God mag weten wat, pistool losjes in de holster en op het perron om de twintig meter militairen met het machinepistool in de aanslag. Het was mijn eerste confrontatie met het 'gezag', een glimlach kon er niet af. Wij werden niet gezocht en waren geen vluchtelingen, slechts een Hollandse vader en zoon en mochten verder reizen. Pas later heb ik begrepen dat diegenen die niet konden bewijzen wie ze waren in Hannover de trein uit moesten en voor hen de ellende pas begon. Het moet rond 1953-1954 geweest zijn, de enige vakantie uit die jaren die mij bij is gebleven.


Vierde deeltje, wordt vervolgd.


OOOOOOOO


02 januari, 2009

MOEDER EN DOCHTER
Deel 3


Een poging tot reconstructie, begonnen op 12/12/1994, herzien op 28/3/1995 en opnieuw nagelopen en aangepast in mei 2005.
Eind 2008 wederom bekeken en deels herschreven.


(21/12/1994)
Het was een oude voor-, tussen- en achteretage, twee hoog in de Grote Wittenburgerstraat. De keuken was zo smal dat er maar net een koelkast in kon. De douche was oorspronkelijk een vaste kast met daarin een granito vloertje gestort. Het was niet duidelijk waar de afvoer naar toe liep. In de tussenruimte stond ons bed. Vanuit de achterkamer die wij als woonkamer gebruikten, keken wij op de lange grauwe gevel van Werkspoor. De voorkamer was onze werkruimte. Ondanks de vele import was het nog een echte straat waar in de zomer de vrouwen en steeds meer mannen in hemdsmouwen uit het raam hingen om maar vooral niets te missen van wat er zich op straat afspeelde. Een buurman, hij woonde twee deuren verder, vroeg ons eens om bij hem boven te komen kijken. Hij bleek een circus artiest in ruste. Fantastisch zoals dat huis eruit zag, veel rode pluche en goud, goudkleurig welteverstaan, poppen, vergeelde foto's en reproducties van alles wat met circus te maken had. Kostuums in de meest bonte kleuren tot op de draad versleten, maar je zag hem er zo zijn act in doen. Jammer dat hij met zijn invitatie bijbedoelingen bleek te hebben, anders waren we zeker vaker langs gegaan.
Aan het einde van het eerste vakjaar beeldhouwen was het voor Marion duidelijk dat zij de verkeerde keuze had gemaakt. Ze had ontdekt dat ze het werken op kleinere schaal beter in de hand had en stapte over naar edelsmeden. Een niet onverstandige keuze zoals later zou blijken. Voor haar was het belangrijk dat ze haar werk letterlijk in haar hand kon houden. Haar keuze verrijkte ook mijn wereld, onze vriendenkring werd groter, de feestjes talrijker en de discussies meer divers. Marions moeder had liever voor haar dochter 'een man met toekomst en zekerheid' maar had zich neergelegd bij de situatie; ze kon moeilijk anders.

(22/12/1994)
Ik kan niet verder met dit verhaal zonder eerst te proberen iets op papier te krijgen van het bepaald niet zorgeloos verlopen leven van Marion's moeder Edith Herbst, modiste, geboren in Berlijn. De familie was niet onbemiddeld, totdat grootvader bij de eerste beurscrisis zijn kapitaal kwijt raakte. De familie moest verhuizen, opa kon het niet verwerken en maakte een einde aan zijn leven. Edith ging in 1936 zoals zovelen in die jaren op zoek naar werk. Maar ook op de vlucht voor het Nazi-regime. Haar reis voerde naar Holland. Toen Hitler Polen de oorlog verklaarde moesten Duitsers in het buitenland kiezen: terug naar het vaderland of nationaliseren. Edith maakte haar keuze en trouwde een Nederlander, 'op papier' zoals dat heet. De geschiedenis is zo oud als het beroep, ze moest voor hem werken. Die prijs was haar te hoog, zeker toen de man waarmee ze getrouwd was een fanatiek NSB'er bleek te zijn. Met behulp van vrienden kon ze hem ontvluchten en kwam in Amsterdam terecht. Ze heeft hem nooit meer gezien. Toen de generaals het tot dan neutrale Nederland binnen vielen en de Duitsers het in eigen land ook steeds moeilijker kregen, moet er een moment geweest zijn waarop zij besloot naar haar ouders in Berlijn te gaan. De ware reden hebben wij nooit te horen gekregen, waarschijnlijk was het een keuze tussen slecht en slechter. In Berlijn was ze een makkelijke prooi voor het verzet. Als Nederlandse had ze privileges wat reizen betreft. Al snel werd ze ingezet om geld en goud van Berlijnse Joden naar Zwitserland te brengen. Die reis moet ze een aantal malen gemaakt hebben. Als dank werd door de ontvangers zorgvuldig gecontroleerd of ze niets achter hield. De deur bleef meestal voor haar gesloten. Eén van de kopstukken van het Berlijn's verzet was een SS officier, door zijn functie en middels zijn handtekening was veel mogelijk in het bureaucratische Derde Rijk. De man was een jaar of tien ouder dan Edith, maar de enige waar ze ooit echt van gehouden heeft. Een paar jaar hebben ze hun liefde kunnen delen, Edith raakte zwanger, het verzetswerk ging door. (Op dit moment wordt de geschiedenis vaag, wij kregen haar in de loop van dertig jaar in fragmenten, soms in verschillende versies opgediend. Ze sprak er liever niet over, zoals bijna iedereen die echt iets heeft gedaan in die jaren er liever niet over spreekt.) De verzetsgroep wordt verraden, Edith wordt opgepakt en in een kamp gevangen gezet. Om te overleven papt ze aan met de kampcommandant die haar wel ziet zitten en uiteindelijk komt ze vrij. Hoelang ze daar gezeten heeft en wat ze heeft moeten doen om vrij te komen heeft ze nooit willen vertellen, we kunnen er naar gissen maar leuk zal het niet geweest zijn. Zo rond als een tonnetje terug in het ouderlijk huis, adviseerde haar vader haar terug te gaan naar Nederland omdat daar voor haar en het kind een betere opvang zou zijn dan in Berlijn. Edith stapt op de trein. Ze zijn een dag of vier onderweg als de trein door geallieerde jagers onder vuur genomen wordt. Zij die de aanval overleven gaan te voet verder. Op dertig kilometer van de grens raakt ze totaal uitgeput, ze kan niet meer. Liefdevol wordt ze opgenomen in het hospitaaltje van een klooster bij Lingen/Ems en bevalt daar van Marion. Een paar maanden mogen ze blijven om op sterkte te komen, dan gaat de reis weer verder. Terug in Nederland worden ze meteen opgepakt. De oorlog was voorbij maar voor moeder en dochter nog niet! Een interneringskamp in Groningen was voorlopig hun onderkomen. Een vrouw van Duitse oorsprong, getrouwd met een NSB'er en een dochter van onbekende herkomst dat was fout. Hartstikke fout!


Derde deeltje, wordt vervolgd.

OOOOOOOO



01 januari, 2009

MOEDER EN DOCHTER
Deel 2

Een poging tot reconstructie, begonnen op 12/12/1994, herzien op 28/3/1995 en opnieuw nagelopen en aangepast in mei 2005.
Eind 2008 wederom bekeken en deels herschreven.


(15/12/1994)
Het vriendje kwam nog een keer, op 'Mientje' d'r achttiende verjaardag, het eerste feestje dat ze van haar moeder mocht geven. Een dikke mandfles Chianti en een paar flesjes bier en natuurlijk Franse kaas op toast of roggebrood. De geleende draagbare platenspeler produceerde muziek, veel chansons, Nina Simone en nu vergeten Israëlische zangeressen. Niet te hard want de buren hoefden niet mee te genieten en moe moest nog werken. We zaten op de vloer en het bed. 'Hij' zat op de enige stoel, ver genoeg van mij af om hem niet te hoeven spreken. Op de enkele resterende vierkante meter werd tegen twaalven ook nog gedanst. Rond één uur bracht m'n Solex me weer thuis. Al snel na het feest maakte hij het uit. Mijn gevoelens waren stilaan aan het veranderen, de verliefdheid werd 'houden van'. Ik wist het zeker: met deze vrouw wilde ik verder. Dat gevoel is altijd zo gebleven. Haar verlangen naar warmte en tederheid was niet anders dan het mijne maar we vonden elkaar daarin zelden. De studie hield ons bijeen, we bleken meer gemeen te hebben dan wij aanvankelijk wilden toegeven. Als maatjes doken we de vakklas in, de beeldhouwklas van Carel Kneulman.

(16/12/1994)

M'n eerste eigen atelier was de keuken van de pastorie die behoorde bij de kerk waarvan de hoofdingang in de Kalverstraat zat en passanten trok met de kreet: "Een uur voor God". Eén keer per jaar kwam er beweging in de kerk, gestommel achter mijn deur op de trap van de pastorie. De achteruitgang bleek gebruikt te worden voor de 'Stille Omgang'. Een geheimzinnige stoet mensen, 't merendeel mannen in somber grijs daalden dan de trap af. De eigenlijke pastorie was heilig, niet vanwege de kerk maar omdat die het atelier was geweest van een niet onbekende kunstschilder. Paarden, landschappen en stillevens waren zijn specialiteit geweest. De ruimte rook naar stof, stoffen en verf. Verse verf op doekjes van 30x40cm, opgebracht door de man van wie ik de keuken mocht gebruiken. Een oude kennis van mijn moeder, vervroegd met pensioen vanwege Indië en liefhebbend schilderend. De opstellingen van aardewerken kruiken, flessen, schalen inclusief ingedroogd fruit van de eerste gebruiker, trachtte hij in verf om te zetten. Het was nooit goed genoeg volgens zijn eigen zeggen. Zijn toevoegingen aan het atelier en op zijn doekjes waren gebatikte stoffen en een enkel ander Indisch voorwerp op de laatste reis naar huis meegenomen. Wij wilden een feestje, mijn keuken was te klein dus weken wij uit naar de belendende ruimte. Kaarsen in de bestoven flessen, eetwaar in de schalen en de ezels aan de kant geschoven. Om kwart voor twaalf ging het licht aan, juist die avond wilde mijn weldoener aan zijn vrouw de gemaakte vorderingen laten zien. Het feest was over. Ik mocht niet opruimen maar moest wel op zoek naar een andere werkruimte. Die vond ik vrij snel of liever gezegd mijn vader, een kelderruimte voor negen gulden in de week, schuin tegenover de school waar hij les gaf. Slechts vijf minuten lopen van mijn lief. Ik besloot er niet alleen te gaan werken maar ook te gaan wonen. Mijn moeder zegende dat in, zij kwam aanzetten met twee aardewerken mokken en een fles wijn. Zij keurde mijn stap goed. Ik was zelfstandig en gelukkig. Het is ook bij dat ene bezoekje gebleven, ze is er nooit meer geweest.

(17/12/1994)
Een WC was er niet, wel een spoelbak op kruishoogte. Als de nood hoog was poepte ik op een krant, maakte er een keurig pakje van en smeet dat 's morgens vroeg op weg naar mijn werk in de gracht. Om half acht moest ik beginnen. Polyester etalagepoppen maakten we, vies en vooral ongezond werk, maar dat wisten wij toen niet, De afzuigkasten die er wel waren gebruikten we niet omdat ze te klein waren en maskers en handschoenen waren alleen maar lastig. Een leerschool was het wel. Mijn liefje werkte voor hetzelfde bedrijf in een ander gebouw, d'r eerste vriendje had ze daar leren kennen. Om één uur zat m'n werk erop en dook ik m'n kelder weer in. Lekker klooien met gevonden of gekregen materiaal, soms gepikt op mijn werk. Twee uitersten waren mijn leermeesters, Henry Moore en Jean Tinguely. Vorm en techniek en de combinatie daarvan. Ik heb nooit kunnen kiezen. Voor de één een teken van armoe voor de ander een verrijking van het oeuvre, het zal me worst wezen. Ik boetseerde net zo makkelijk een portret als dat ik de schoonheid inzag van aan elkaar gelast schroot. Een keer boetseerde ik een portret van m'n liefje en goot dat af in gips. Bij het loshakken ging iets mis, ik sloeg het achterhoofd kapot, het aangezicht was wat ik overhield. Na een ruzie vond ik het terug met grote krassen over de ogen en neus. Het is mij even dierbaar. We groeiden steeds meer naar elkaar toe. Na twee jaar boden vrienden die gingen verkassen ons hun woning aan. Illegaal welles waar, maar wij besloten het te doen en woonden van de ene op de andere dag bij elkaar. De eerste nacht zakten we door ons bed! Een oud houten ledikant gekregen van mijn grootmoeder. We hadden elkaar niet eens aangeraakt, daar waren we te moe voor, maar ik had het bed slecht in elkaar gezet.


Tweede deeltje, wordt vervolgd.


OOOOOOOO

31 december, 2008

MOEDER EN DOCHTER
Deel 1


Een poging tot reconstructie, begonnen op 12/12/1994, herzien op 28/3/1995 en opnieuw nagelopen en aangepast in mei 2005.
Eind 2008 wederom bekeken en deels herschreven.


(12/12/1994)
De eerste keer dat wij elkaar in de ogen keken was op het instituut waar wij hoopten toegelaten te worden. Ze was me niet opgevallen, een kop kleiner dan ik met een artistiek bruin leren vest met gebreide mouwen en de vacht naar binnen gekeerd. Ik keek sowieso nog niet naar meisjes, wist niet wat ik er mee aan moest. "Goh, werk jij bij Marcuse? Dat is leuk mijn vriendin werkt daar ook!" Die eerste zin was verre van romantisch, mijn antwoord nog minder: "ja, en…?" Voor die avond had ik het goed verpest, wist ik veel.
We bleken in dezelfde klas te zitten, zij mij niet meer kennende en ik met vlinders in mijn buik. In de koffiepauze probeerde ik haar aandacht te trekken, m'n vlinders vlogen wel maar wisten niet goed hoe. Stinkend jaloers was ik als zij met een ander in discussie ging over zaken waar ik niets van begreep. Als zoontje van een Montessori man moest ik bewijzen dat leren iets is dat uit jezelf moet komen, zo niet, dan niet. Ik tekende, knutselde en maakte fantastische reizen in de Bosatlas. De leervakken waren aan mij niet besteed! Over de Grieken en Romeinen had ik wel gelezen, maar wie of wat in welke periode thuishoorde had niet mijn directe belangstelling, laat staan dat ik het onthield! De boekjes over Edison, Stephenson en de gebroeders Wright las ik vele malen, hun experimenten bouwde ik na. Helaas gingen vele gesprekken in de koffiekamer van het kunstinstituut over zaken die ik had laten liggen!
Ik moest mijn strategie veranderen, mijn aandacht verleggen wilde ik mijn vlinders laten fladderen. Voor het eerst ontdekte ik dat leren leuk kon zijn, zinvol ook en dat in een gebouw waar ik mij in thuis voelde en mensen die mij interesseerden. We volgden lessen in de avonduren, van zeven tot tien. De meeste studenten waren ouder dan ik en hadden al een vriend of vriendin, ze waren soms zelfs al getrouwd.


(13/12/1994)
Mijn 'koppie kleiner' had ook een vriend. Ik kwam daar op een avond achter toen ik dacht dat de tijd rijp was (als je echt contact wilt moet je haar naar huis brengen was mijn simpele gedachte), met m'n Solex in de aanslag wachtte ik haar op, op veilige afstand van de uitgang. Verdomme er staat een vent op haar te wachten, geeft een zoen en gearmd gaan ze de stad in. Verkeken is mijn kans! Ik puf de stad uit naar mijn kamertje in het ouderlijk huis. De teleurstelling houdt mij uit mijn slaap. Die vent, zo bleek later, was haar eerste echte vriendje, een paar jaar rijper, ook kunststudent en een geweldig charmeur, bovendien in het bezit van een auto. Daar kon ik met mijn Solex nooit tegenop. De avonden dat hij verstek liet gaan wilde ze wel bij mij achterop, tot aan de voordeur. "Slaap lekker, morgen zie ik je weer"; een zoen was er niet bij. Mijn vlinders wisten niet hoe ze het hadden. Ik was hopeloos verliefd begreep ik nu, maar hoe pak je zo iets aan?

(14/12/1994)
Moeders voelen zoiets meteen aan; met Sint kreeg ik een pakje, wat erin zat weet ik niet meer, de eerste regel van het gedicht wel: Marjonnetje, Marjonnetje m'n hart danst als een ballonnetje. Duidelijker kon het niet, al hadden zij elkaar geloof ik op dat moment nog niet ontmoet. Moeders zijn trots en waakzaam tegelijk, vaders worden alert als dochterlief met een vriendje thuiskomt. Mijn Bajonnetje had geen vader dus dat was geen te nemen hindernis. Wel een moeder die keihard werkte. Schitterende hoeden maakte ze die zij voor een veel te lage prijs verkocht aan klanten die het lef hadden te vragen "of er nog iets af kon". "Liefje, m'n oude is eigenlijk nog goed, maar als je nu even dit of dat, dan kan het toch weer dat mag toch niks kosten?!" Een totaal vernieuwde hoed was meestal het resultaat. De mevrouwen kwamen wel met de wagen gereden door een chauffeur.
De zoen was erin geslopen en ik mocht mee naar boven, de zware boodschappenmand meetorsend die wij samen volgens moeders lijstje op de Cuyp hadden gevuld. De prijs was meestal doorslaggevend, hoewel de man of vrouw achter de kraam ook niet onbelangrijk was. Als de aankopen gecontroleerd en opgeborgen waren gingen moeder en dochter meestal even 'langsliggen', beiden in foetushouding op de houten vloer voor de kachel. Een half uur lang was ik dan alleen met m'n Gauloises en dorst me nauwelijks te bewegen. Tijd om na te denken, te observeren en te leren.

Eerste deeltje, wordt vervolgd.



OOOOOOOO


30 december, 2008

Meisje is niet meer



Een groot poezenliefhebber ben ik nooit geweest, maar een poezenhater zoals sommigen beweerden ook weer niet. Vanuit Amsterdam namen we twee 'huis katers' mee die hier het buitenleven leerden kennen we noemden ze Igor en Iwan, één rode en één Cyperse kater. Ze kwamen uit een nest bij vrienden. Igor stierf aan een hartstilstand maar Iwan's hart wilde niet stoppen, hij werd 'vanbinnen' gesloopt en z'n pootjes wilden ook niet meer mee. Ik heb hem bij de dierenarts achter moeten laten. Allebei hebben ze een respectabele leeftijd bereikt. L. heeft in de stad ook een aantal poezen en katers gehad, één daarvan was al snel meer hier dan in Amsterdam. Zijn naan was Woelfie, hij leek een Pers maar was dat niet. Hij genoot van het buitenleven maar kon moeilijk alleen zijn leek het. Er kwamen dan ook een paar jonge dames in huis om hem te hem plezieren. Helaas gingen die te onbezonnen te werk en de één na de ander verloor het leven. Bijna tien jaar geleden haalden we Minou uit het asiel, een poes van acht jaar oud om samen met Woelfie op te trekken, maar vriendjes zijn ze nooit geworden. We noemden haar Meisje. In 2004 vond ik Woelfie dood in de tuin, tong uit de bek en vliegen rond zijn ogen, ook een hartstilstand waarschijnlijk.
En Meisje? Meisje leefde op, vroeg steeds meer om aandacht, maar ging de laatste tijd dementeren en zeer snel achteruit.
Ik ging voor 'slechts' een diagnose met haar naar de dierenkliniek en kwam zonder haar thuis. Dat deed ik ondanks mijn afstandelijkheid niet zonder een brok in mijn keel.

Vandaag lag er een kaart in de bus, voor mij net een stapje te ver, maar voor anderen een welkome blijk van 'medeleven'.



26 december, 2008

P L A Y M O B I L




Het is geschikt voor 4+ staat op de doos, dus ik mag er mee spelen!
Ik kreeg het van m'n randdochter met kerst. "Een cadeautje voor de lol, een grap, een geintje, een grote grol." Aldus de laatste regel van het gedicht.



Playmobil is van na mijn kindertijd, maar zij is er mee opgegroeid. Ze heeft dan ook een vuilniszak vol en die staat (sinds zij een eigen woning heeft) bij mij boven in het atelier. Zij heeft er zelf geen plek voor, maar wil het ook niet kwijt.
Als je geen kinderen en kleinkinderen hebt en dus nooit dit soort speelgoed koopt zoals ik, kunnen zelfs teksten en symbooltjes op de verpakking tot verbazing leiden. Zo'n 'verbodsbord' - verboden van 0-3 jaar - had ik nog nooit gezien! Laat staan de fonetische uitspraak van het woord Playmobil. En wat bedoelen ze met 'adres bewaren'? Het zullen wel weer Europese regels zijn, net als de vermelding: 'bevat kleine onderdelen die kunnen worden ingeslikt'! Ik denk dat heel veel van deze regels weer moeten worden ingeslikt en er net als in het verkeer weer meer aan onze eigen verantwoordelijkheid moet worden overgelaten; dat scherpt de geest en houdt ons helder.
En aan de fabrikant van dit spul het advies, de schaal van e.e.a. aan te passen want kinderen zijn niet dom, zeker niet als ze boven de zestig zijn!


OOOOOOO