Pagina's

Posts gesorteerd op relevantie tonen voor zoekopdracht Carel Kneulman. Sorteren op datum Alle posts tonen
Posts gesorteerd op relevantie tonen voor zoekopdracht Carel Kneulman. Sorteren op datum Alle posts tonen

01 februari, 2006

Carel Kneulman

voor Mari Andriessen 23.10.79

Carel Kneulman

wij zijn
in grootste eenzaamheid
op weg.

het meeste
van het allermooiste
laat zich niet omzetten.

in aarzelend
tastend bewegen
vormen onze handen.






Uit Carel kneulman

ISBN 90 400 9147 1

20 januari, 2008


D E E U R O P E A N E N




Dit beeld 'De Europeanen' stond jaren lang op het Museumplein, met de rug naar het Rijksmuseum en kijkend op het concertgebouw. Carel maakte het vlak na de oorlog, maar pas in 1967 liet hij het in brons gieten en kreeg het zijn plaats op het plein. Bij de herinrichting van het Museumplein heeft het beeld helaas geen nieuw plekje gekregen. Jammer, voor mij was het één van zijn sterkste beelden uit de periode vlak na de Rijksacademie.



© Hans Westerink


Dit Monument voor Gerrit van der Veen staat in een groenstrook langs de Plantage Middenlaan. Carels tekst spreekt voor zich.




Een paar jaar na Het Lieverdje kreeg Carel Kneulman de opdracht om een beeld te maken ter markering van de plek waar het laatste caisson in de Veersegatdam was afgezonken. Aan dit beeld heb ik Carel zien werken. Hij vertelde dat hij bezig was een vlok door de wind weggeblazen zeeschuim 'te pakken te krijgen'. Het is een krachtig beeld geworden dat meer laat zien dan een vlok schuim.





Gipsmodellen van Carel's laatste grote werk bestemd voor een scholengemeenschap in Zeist. Ogenschijnlijk lijkt hij terug te grijpen naar zijn vormtaal uit de vijftiger jaren, maar het is strakker en heeft een totaal andere 'huid'. Ik heb deze beelden nooit gezien, ken ze alleen maar van foto's. Ze stralen gratie en rust uit en tonen het vakmanschap van een 72 jarige.


© Alexander Moes



In 2006 verscheen een boek over Carel Kneulman. Het is uitgegeven door Waanders uitgevers.


.



13 januari, 2009

B e z i g e h a n d e n .



Dankzij internet laait de discussie over het auteursrecht weer op, al gaat het dan tot nu toe over tekst en het 'hergebruik' daarvan.
Er zijn verschrikkelijk veel mensen die iets creëren, met hun handen iets kunnen maken. En andermanser zijn veel mensen die met hun handen iets maken en er van moeten leven. Er zijn er slechts een paar die dat ook daadwerkelijk kunnen. Als een ander met het product dat je met jouw handen gemaakt hebt, ongevraagd aan de haal gaat is dat diefstal of oneigenlijk gebruik.
Het vervelende echter voor de pleitbezorger die vindt dat gedane arbeid betaald moet worden, is dat veel mensen die iets gemaakt hebben het helemaal niet erg vinden dat een ander er mee vandoor gaat. Ze zijn er vaak zelfs trots op omdat hun werk blijkbaar de moeite waard is gejat te worden. Wat ze er vaak niet bij vertellen is dat het wereldwijd registreren van dat product (bv. meubels) een kapitaal kost. Voorbeelden hiervan zijn overal te vinden. (Marcel Wanders en Gijs Bakker deden daar uitspraken over.)
Tot de jaren zeventig van de vorige eeuw waren beeldhouwers trots en blij als ze voor een tentoonstelling gevraagd werden, ze maakten er veelal nieuw werk voor en hoopten op een opdracht. Die opdracht kwam meestal niet en de beeldhouwer kon z'n hand ophouden bij Sociale Zaken. Toen het Lieverdje op het Spui van Carel Kneulman, na de 'happenings' van de Anti-rookmagiër Robert Jasper Grootveld en de acties van Provo's en Kabouters populair werd, grepen souvenirmakers hun kans en lieten 'onbekende derden' kleine Lieverdjes maken die er niet uit zagen. Carel heeft toen zelf een stichting opgericht, de Stichting Replica met als doel het beschermen van zijn en andermans rechten als maker, het toezien op reproductie en het innen van centjes. Zijn stichting is later opgegaan in de Stichting Beeldrecht, nu PICTORIGHT. Die stichting Replica, waar ik zelf via een omweg nog mee te maken had, kan ik niet eens meer terugvinden.

Na de 'Hollandse culturele revolutie' eind jaren '60 introduceerden de Nederlandse Kring van Beeldhouwers, in navolging van het door de BBK geïnitieerde 'hanggeld', 'staangeld'. Als beeldhouwer sjouwde en showde je niet meer voor noppes, maar ontving je een vergoeding als je aan een tentoonstelling meedeed. Het was beslist geen vetpot maar een dankbare aanvulling op het karige inkomen. Nog geen twintig jaar later ging men er anders over denken, de aanbieders/ makers van het werk mochten blij zijn als de 'betaalde organisatoren' (vaak collega's) de keus op hen lieten vallen. Werk maken en exposeren zonder daar een cent voor te ontvangen. Terug bij af dus.

Het hang/staangeld staat steeds opnieuw ter discussie, net als alle andere vormen van rechten waarvoor betaald moet worden. Plasterk maakt zich sterk voor richtlijnen maar zijn ambtenaren 'vergeten' dat die er al lang zijn. Het wiel moet, zoals zo vaak in de politiek, weer eens opnieuw worden uitgevonden; om moe van te worden. Vuile handen maken en in onschuld wassen.
Op een enkeling na gebruiken alle schrijvers hun handen om tekst te produceren. Als ze dat doen om hun brood te verdienen worden ze daar voor- of achteraf voor betaald. Ook dat is meestal geen vetpot, op de enkele succesvolle scribent na. De gemiddelde schrijver is blij als zijn of haar 'stukkie' gepubliceerd wordt en hij of zij daarvoor betaald krijgt.

Maar we mogen blij zijn als we onze handen nog kunnen gebruiken. Mijn handen verlangen naar werk: vuil werk en veel splinters.




*


18 april, 2006

Eindexamen werk 1967

Ik wist dat er ergens nog een map moest zijn met m'n eerste werken, vandaag vond ik 'm, weggestopt in een doos 'Archief' boven in m'n atelier. Recentelijk heb ik de knoop doorgehakt: ik heb besloten voor m'n site over m'n werk en m'n leven alles te gebruiken wat ik kan vinden. Alleen dan kan het een juist beeld geven van waar ik mee bezig ben geweest, dat wil zeggen dat ook de missers en prille werken te zien zullen zijn.
Het contactblad boven laat de vijf beelden zien waar uit m'n eindexamen bestond. Het pronkstuk was de van zwarte boetseerwas gemaakte 'krijger', de stellage op wieltjes was slechts om het beeld te steunen, m'n docent Carel Kneulman had het voor mij meegenomen. Het beeld bestaat alleen nog maar op foto, na de zomervacantie van de Rietveld academie bleek het door de zonnewarmte gesmolten. Het reliëf linksonder was eigenlijk het begin van de 'krijger', ik maakte dat in klei op een houten bord maar al snel ging ik over de rand. Op aandrang van Carel ging ik het werk 'vrijstaand' maken maar dan in was (waar ik nog nooit mee gewerkt had) met de 'krijger' als resultaat.
Als dragende constructie voor de 'krijger' gebruikte ik op bouwplaatsen gevonden betonijzer.
Terwijl ik daarmee doende was ontdekte ik de mogelijkheden van het ijzer zelf en gebruikte het als zelfstandig beeldmateriaal. Van het grootste beeld dat ik er mee maakte rest niet meer dan een donkere contactafdruk, links boven op het blad.
Het vreemde insect op wieltjes, opgebouwd uit fiets en brommer ondedelen en betonijzer, was m'n eerste 'gekleurde' beeld. De vader van een goede vriendin kocht het voor 25 gulden.

Véél meer is te zien op : www.berendpeter.nl

30 oktober, 2009

I.v.K.N.O.




Telkens als ik deze foto zie moet ik denken aan de geweldige sfeer die hing in het oude gebouw van het Instituut voor Kunst Nijverheids Onderwijs in de Gabriël Metsustraat te Amsterdam. Het ging er zeer gemoedelijk aan toe maar juist daardoor waren we zeer gemotiveerd. Op deze z/w prent uit 1962 (?) krijgen wij kunstgeschiedenis van Henk Brouwer, daar kwam geen dia bij te pas. Hij hield een verhaal en stak daarbij zo nu en dan een boek ter illustratie omhoog. Aan de gezichten te zien werkte dat zeer aanstekelijk.
Wij volgden avondonderwijs, misschien dat dat ook mede een beetje de sfeer bepaalde.
In 1967 verliet ik met pijn het oude gebouw bij het Museumplein om mijn studie af te maken en eindexamen te doen in een door Gerrit Rietveld ontworpen betonnen gebouw met veel glas in Amsterdam zuid. De sfeer uit het oude gebouw was ver te zoeken. Voor de grap zei mijn docent Carel Kneulman eens tegen mij: "Misschien moet je eens een beitel zetten in die verdomde betonnen palen". Binnen dat gebouw heeft de afdeling beeldhouwen meerdere locaties gekend.
Later heeft dat 'Rietveld' gebouw natuurlijk zijn eigen sfeer gekregen en is de Rietveld Academie uitgegroeid tot een 'kunstinstituut' met internationaal aanzicht, dat met het oude I.v.K.N.O. weinig meer te maken heeft. Een jaar of drie terug ben ik met L. nog eens naar een eindexamenpresentatie geweest. Het 'je werk verkopen', wat ons nooit geleerd was, was gemeengoed geworden. De voertaal leek engels, de sfeer om te snijden, maar dat kan aan mij gelegen hebben. In de meer dan dertig jaar dat ik als student en docent met het instituut te maken heb gehad, hebben meerdere directeuren de scepter gezwaaid, de meesten met gevoel voor studenten, docenten en gebouw, nooit ter meerdere glorie van zichzelf. De man die nu aan het roer staat en die ik elders heb leren kennen, zie ik als een omhooggevallen pedante kunstpaus met slechts oog voor groei. De directeur ten tijde van de fusiegolf wilde klein en zelfstandig blijven omdat hij alle medewerkers en studenten wilde kennen en dat waren er toen, avond- en dagschool samen, ook al heel wat.
Nu hoor en lees ik dat de huidige directie het Rietveld gebouw wilde verruilen voor het voormalig GAK gebouw aan het Bos en Lommerplein, een onzalig plan dat gestopt diende te worden.
Op deze protest-site verwoordt een aantal mensen ook mijn gevoel over het gebouw en de huidige directeur. Een ingezonden brief van Wim Crouwel maakt duidelijk waar Tijmen steken laat vallen; sterker nog, de steken niet herkent.
Sinds 10 september lijkt het gevaar gekeerd: het onnozele plan gaat niet door, de opleiding blijft voorlopig waar hij is, namelijk in het door Gerrit Rietveld ontworpen gebouw De RIETVELD ACADEMIE.
Maar blijf waakzaam, de snoodaard zal niet rusten voordat er een instituut is met zijn naam op de gevel. Studenten en docenten zijn ondergeschikt aan de grootheidswaanzin van een gemankeerd artiest. Ik ken docenten die zelfs dat niet doorzien, maar bezig zijn de A.O.W. te halen!

Mijn I.v.K.N.O. of zelfs 'Rietveld' is het allang niet meer, maar dat is aan mensen die net zijn afgestudeerd niet uit te leggen.

01 januari, 2009

MOEDER EN DOCHTER
Deel 2

Een poging tot reconstructie, begonnen op 12/12/1994, herzien op 28/3/1995 en opnieuw nagelopen en aangepast in mei 2005.
Eind 2008 wederom bekeken en deels herschreven.


(15/12/1994)
Het vriendje kwam nog een keer, op 'Mientje' d'r achttiende verjaardag, het eerste feestje dat ze van haar moeder mocht geven. Een dikke mandfles Chianti en een paar flesjes bier en natuurlijk Franse kaas op toast of roggebrood. De geleende draagbare platenspeler produceerde muziek, veel chansons, Nina Simone en nu vergeten Israëlische zangeressen. Niet te hard want de buren hoefden niet mee te genieten en moe moest nog werken. We zaten op de vloer en het bed. 'Hij' zat op de enige stoel, ver genoeg van mij af om hem niet te hoeven spreken. Op de enkele resterende vierkante meter werd tegen twaalven ook nog gedanst. Rond één uur bracht m'n Solex me weer thuis. Al snel na het feest maakte hij het uit. Mijn gevoelens waren stilaan aan het veranderen, de verliefdheid werd 'houden van'. Ik wist het zeker: met deze vrouw wilde ik verder. Dat gevoel is altijd zo gebleven. Haar verlangen naar warmte en tederheid was niet anders dan het mijne maar we vonden elkaar daarin zelden. De studie hield ons bijeen, we bleken meer gemeen te hebben dan wij aanvankelijk wilden toegeven. Als maatjes doken we de vakklas in, de beeldhouwklas van Carel Kneulman.

(16/12/1994)

M'n eerste eigen atelier was de keuken van de pastorie die behoorde bij de kerk waarvan de hoofdingang in de Kalverstraat zat en passanten trok met de kreet: "Een uur voor God". Eén keer per jaar kwam er beweging in de kerk, gestommel achter mijn deur op de trap van de pastorie. De achteruitgang bleek gebruikt te worden voor de 'Stille Omgang'. Een geheimzinnige stoet mensen, 't merendeel mannen in somber grijs daalden dan de trap af. De eigenlijke pastorie was heilig, niet vanwege de kerk maar omdat die het atelier was geweest van een niet onbekende kunstschilder. Paarden, landschappen en stillevens waren zijn specialiteit geweest. De ruimte rook naar stof, stoffen en verf. Verse verf op doekjes van 30x40cm, opgebracht door de man van wie ik de keuken mocht gebruiken. Een oude kennis van mijn moeder, vervroegd met pensioen vanwege Indië en liefhebbend schilderend. De opstellingen van aardewerken kruiken, flessen, schalen inclusief ingedroogd fruit van de eerste gebruiker, trachtte hij in verf om te zetten. Het was nooit goed genoeg volgens zijn eigen zeggen. Zijn toevoegingen aan het atelier en op zijn doekjes waren gebatikte stoffen en een enkel ander Indisch voorwerp op de laatste reis naar huis meegenomen. Wij wilden een feestje, mijn keuken was te klein dus weken wij uit naar de belendende ruimte. Kaarsen in de bestoven flessen, eetwaar in de schalen en de ezels aan de kant geschoven. Om kwart voor twaalf ging het licht aan, juist die avond wilde mijn weldoener aan zijn vrouw de gemaakte vorderingen laten zien. Het feest was over. Ik mocht niet opruimen maar moest wel op zoek naar een andere werkruimte. Die vond ik vrij snel of liever gezegd mijn vader, een kelderruimte voor negen gulden in de week, schuin tegenover de school waar hij les gaf. Slechts vijf minuten lopen van mijn lief. Ik besloot er niet alleen te gaan werken maar ook te gaan wonen. Mijn moeder zegende dat in, zij kwam aanzetten met twee aardewerken mokken en een fles wijn. Zij keurde mijn stap goed. Ik was zelfstandig en gelukkig. Het is ook bij dat ene bezoekje gebleven, ze is er nooit meer geweest.

(17/12/1994)
Een WC was er niet, wel een spoelbak op kruishoogte. Als de nood hoog was poepte ik op een krant, maakte er een keurig pakje van en smeet dat 's morgens vroeg op weg naar mijn werk in de gracht. Om half acht moest ik beginnen. Polyester etalagepoppen maakten we, vies en vooral ongezond werk, maar dat wisten wij toen niet, De afzuigkasten die er wel waren gebruikten we niet omdat ze te klein waren en maskers en handschoenen waren alleen maar lastig. Een leerschool was het wel. Mijn liefje werkte voor hetzelfde bedrijf in een ander gebouw, d'r eerste vriendje had ze daar leren kennen. Om één uur zat m'n werk erop en dook ik m'n kelder weer in. Lekker klooien met gevonden of gekregen materiaal, soms gepikt op mijn werk. Twee uitersten waren mijn leermeesters, Henry Moore en Jean Tinguely. Vorm en techniek en de combinatie daarvan. Ik heb nooit kunnen kiezen. Voor de één een teken van armoe voor de ander een verrijking van het oeuvre, het zal me worst wezen. Ik boetseerde net zo makkelijk een portret als dat ik de schoonheid inzag van aan elkaar gelast schroot. Een keer boetseerde ik een portret van m'n liefje en goot dat af in gips. Bij het loshakken ging iets mis, ik sloeg het achterhoofd kapot, het aangezicht was wat ik overhield. Na een ruzie vond ik het terug met grote krassen over de ogen en neus. Het is mij even dierbaar. We groeiden steeds meer naar elkaar toe. Na twee jaar boden vrienden die gingen verkassen ons hun woning aan. Illegaal welles waar, maar wij besloten het te doen en woonden van de ene op de andere dag bij elkaar. De eerste nacht zakten we door ons bed! Een oud houten ledikant gekregen van mijn grootmoeder. We hadden elkaar niet eens aangeraakt, daar waren we te moe voor, maar ik had het bed slecht in elkaar gezet.


Tweede deeltje, wordt vervolgd.


OOOOOOOO

22 mei, 2006

JAN SIERHUIS

Afgelopen weekeinde kochten wij in bij De Mof en logeerden bij een vriendin in de Jordaan. Op de ontbijttafel lag het PAROOL van die zaterdag. Als niet meer in Amsterdam wonende kom ik die krant niet zo vaak meer tegen.
In PS stond een stukje over Jan Sierhuis omdat er een tentoonstelling en boek over hem komt. Net als Carel Kneulman mijn oude docent, is hij een echte Amsterdamse Kunstenaar. Recht voor z'n raap en niet blase, maar hard werken.
Ik heb hem leren kennen door m'n advieswerk en De Rietveld. Tien jaar terug kocht ik in Tilburg een serie van drie werken op papier van hem. Flamenco danseressen. Prachtig, maar ze staan in de opslag omdat er geen plaats is. Zo gaat dat met aankopen.
Jan is nu bijna 80, 8 jaar jonger dan Appel, maar met dezelfde power aan het werk als Karel tot het laatst liet zien. Mensen om met respect tegenop te zien of om op terug te kijken. Van hun werk kunnen we nog lang genieten.
Het boek wil ik hebben en verslinden.