Pagina's

05 november, 2010

Lijkkist





V E R P A K K I N G





Door de plotselinge dood - op veel te jonge leeftijd - van een bekende en het op afstand volgen van alles wat daarmee samenhangt, krijg ik toch weer zin om iets te maken! Ik ga mijn eigen lijkkist maken en uitproberen. Ik denk zelfs dat ik er meerdere ga maken zodat mijn overlevers kunnen kiezen.
Ook het (her)vinden van een drietal polissen die mijn vader ooit voor mij afsloot, respectievelijk 68 cent, 84 cent en 36 cent p/m en dat alles in guldens (laatste betaling 1992), heeft mij aan het denken en werk gezet. Allereerst om te achterhalen wat deze polissen nog voorstellen (een schijntje) en ten tweede om te ontdekken wat er allemaal mogelijk is om zelf te ondernemen. Het antwoord daarop is, weet ik nu: eigenlijk alles. Maar daar moet je zelf, of moeten de nabestaanden, wel werk voor verrichten. Zie (www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/vragen-en-antwoorden/welke-regels-gelden-er-bij-begraven-en-cremeren.html)
Wat ik zelf kan doen is vooraf betalen en bepalen wat ik wil en een verpakking maken waar ik precies in pas en waarmee mijn stoffelijk restant de oven in mag, want dat is mijn keus. En wie weet zit er wel handel in, maar dan ben ik weer terug bij af en daar heb ik geen zin in. (www.princecoffins.nl )

De meeste kisten zijn van zwaar materiaal gemaakt en moeten dan ook door zes mensen gedragen worden; ik wil mijn vrienden en familie dat niet aandoen.
Om te beginnen wil ik iets maken met materiaal dat ik al heb: restanten 1,5 mm triplex. Het is licht en lekker te vormen. De binnenmaten moeten minimaal 1.85m x 0.55m zijn, want daar pas ik ruim in.

Vanmiddag heb ik een eerste opzetje gemaakt. Ik heb nog geen idee waar het naar toe gaat, maar ik had nu al zin erin te kruipen. (Dat is het kleine-jongens-tent gevoel, denk ik.) Ik heb het maar niet gedaan, de opstap is te hoog.
De losse opstelling zoals die er nu staat bevalt mij eigenlijk wel: een gesloten deel voor het onderlijf en een later te sluiten hoofdeinde. Die stijve benen moeten er toch in te schuiven zijn.
In de meeste kisten komt een 'satijnen bekleding' met plooien en roesjes waar ik niets mee opheb. Het geeft mij een vals gevoel van luxe en warmte. In mijn kist wil ik een laag houtschaafsel, dat ligt ook lekker en fikt prima.

Denk nu niet dat ik genoeg heb van het leven, integendeel, ik wil nog wel even mee. De dood is voor degene die het overkomt het einde van het leven, maar de nabestaanden hebben een hoop te organiseren en op te ruimen. Een deel van die rompslomp wil ik ze uit handen nemen door nu zelf de nodige stappen te nemen.


02 november, 2010




B L A D K O R F



De twee tamme kastanjebomen en de bladkorf op het landje.


De bladkorf is populair dezer dagen. Elke zich groen noemende gemeente plaatst ze in bomenrijke buurten opdat de bewoners ze vullen met blad i.p.v. van met blazers naar elkaar toe te werken, zoals Koot & Bie dat ooit zo prachtig lieten zien. Wij hebben nogal wat vallend blad, klein zoals van de berk of els, groter van de noten- en kastanjebomen tot echt groot van het Japanse Duizendblad en de vijg. Veel van het blad blaas en hark ik bijeen en deponeer dat als tussenlaag op de composthoop. Het blad van de vijf walnotenbomen bracht ik tot nu toe met de kruiwagen naar de andere kant van de tuin omdat het voor op de compost niet geschikt zou zijn. Vandaag zocht ik in mijn boeken en op het net naar een bevestiging daarvan, maar heb het niet kunnen vinden. Wat ik wel tegenkwam was dat de schillen van citrusvruchten ook gewoon op de hoop mogen en dus niet, omdat ze te veel gif zouden bevatten, in de grijze KLIKO moeten.

Het is natuurlijk ook zo dat bijna niets van het - in de winkel of op de markt verkrijgbare - verse voedsel nooit bespoten is en dat bijna al die middelen afbreekbaar zijn. Vanaf morgen gaan de schillen van de sinaasappelen en mandarijntjes weer gewoon op de composthoop en volgend jaar zal ik ook de bladeren van de notenbomen weer laagsgewijs toevoegen.

In de jaren zestig/zeventig van de vorige eeuw reden door de Amsterdamse tuinstedelijke straten gemeentelijke straatvegers op gemotoriseerde bakfietsen. De bak was een aluminium bouwsel met kleppen waaronder het straatvuil verdween. Zodra het blad van de bomen begon te vallen lieten ze het vuil voor wat het was en vulden hun 'bakkies' met blad. Waar het naartoe ging heb ik nooit geweten, van groenrecycling op gemeentelijk niveau was toen nog geen sprake.

Nu staan er door bewoners gevulde korven langs de weg, die zodra ze vol zijn door de gemeentelijke groendienst worden geleegd en naar de composteerinrichting gebracht.
In het dorp doet onze gemeente dat ook, maar het buitengebied blijft buiten schot. Ons blad zou nooit in een gemeentelijke korf terecht komen en ook niet in de groene container (hebben wij nog nooit aan de dijk gezet). Wij blazen het als winterdek de perken in of verzamelen het voor op de composthoop. Maar het idee 'korf' bevalt mij wel, daar kan veel meer in dan in een kruiwagen en als hij vol is vervoer ik 'm op een platte 'stenenkruiwagen' of, zoals die op het landje, met een aanhangertje.

Een bladkorf van een kuub kost bij greenonsite.nl zo'n € 65,85, een forse prijs voor een beetje gaas. Ik kocht 5m groen geplastificeerd gaas van een meter hoog voor € 15,- en maakte daar twee korven van. Als bodem gebruikte ik een restantje kippengaas.

P.S.
Heeft iemand andere informatie over citrusfruit en walnotenblad?


25 oktober, 2010








I N W O N I N G




In februari 2009 maakte ik een nestkast voor zwaluwen en hing die onder het overstekende riet van het dak. Deze zomer zag ik dat er enkele weken lang hommels het kastje in- en uit vlogen terwijl één hommel steeds in de buurt van het vlieggat de wacht hield, vreemde hommels werden weggestuurd. Een vogeltje heb ik nooit met nestmateriaal naar binnen zien vliegen.
Vandaag besloot ik het kastje schoon te maken (ik hoop nog steeds op zwaluwen) en schroefde de voorkant los. Dat losschroeven was geen probleem, maar er zat iets binnenin dat het loshalen bemoeilijkte. Met een draaiende beweging kreeg ik het front los zonder te veel van de inhoud van de kast te beschadigen. Er bleek wel degelijk een gebruikt vogelnest in het kastje te zitten, het zat boordevol nestmateriaal en restanten van eitjes. Aan de vorm van het nest te zien lijkt het op een huisje van een Winterkoning, maar het restant eischaal is daarvoor te groot.
Aan de zijkant van het nest, tussen het nestmateriaal van de eerste gebruiker en de voorkant van het kastje zit het werk van de in en uit vliegende hommels: een nest! Dat wil zeggen een zeer groot aantal, dicht opeen en aan elkaar vast gesponnen coconnetjes waarin gele larven overwinteren om - normaal gesproken - in het voorjaar weer als hommel uit te vliegen. Maar hommels hebben we echt genoeg, de inhoud van het nestkastje ligt nu op de composthoop; misschien dat er van het voorjaar nog een paar weten te ontsnappen.










23 oktober, 2010







W A L N O T E N O L I E



Na ruim een dag met de hamer rake klappen uitgedeeld te hebben, heb ik nu een emmertje met meer dan 2 kilo gekraakte walnoten.(Ik heb nog even overwogen om een notenkraakmachine te bouwen, maar het verschil in maat van de noten was voor mij een onoverkomelijke hindernis.) Van de gekraakte noten wil ik olie maken met de PITEBA pers waarover ik op 1 april een stukje schreef. Het persje heb ik cadeau gekregen van goede vrienden.

Vandaag heb ik een eerste poging ondernomen en heb inderdaad nu een paar cc walnotenolie in een potje. Helemaal vlekkeloos liep het niet: na een paar ons noten uitgeperst te hebben, ben ik gestopt omdat het vlammetje dat de persbuis moet verwarmen veel te veel roet gaf en buiten zijn 'schoorsteen' ook ging branden. De boel wordt kennelijk veel te heet. Bovendien ging het verschrikkelijk stinken in huis, maar het werkt wel!

De noten heb ik in de keukenmachine kleiner moeten maken, anders verstopten ze de trechter.

Voor ik een tweede poging onderneem, zal ik wat gaan sleutelen aan het op zich prachtige instrument.
Voor de vultrechter moet ik iets stabielers vinden, nu wordt hij door de pulp omhoog gedrukt. En van het zwengelen krijg ik een lamme arm, daar moet een motortje met vertraging op. Als laatste moet er een andere lampolie in, die minder walmt.

Als ik dat gerealiseerd heb, ga ik weer persen en ik hoop dan van die twee kilo noten zeker een liter olie te krijgen.

20 oktober, 2010




DE GEUR VAN KOLEN EN STAAL



Het zou mij niets verbazen als het over een jaar of 10 mogelijk zou zijn als toerist af te dalen naar de plek waar mijnwerkers maandenlang opgesloten hebben gezeten. En beneden zijn dan ook toiletten, is er een restaurant en een balie waar souvenirs en het nodige drukwerk te koop is.

Als je als toerist rondloopt op het terrein van een opgeheven kolenmijn zoals het Zollverein bij Essen en op loopbruggen door de voormalige kolenwasserij drentelt en het kolenstof nog steeds in de neus te voelen is, krijg je respect voor de mannen die daar ooit werkten, maar dringt de schaamte zich ook op. Het waren barre omstandigheden gepaard met altijd aanwezige angst, angst voor de dood aangekondigd door een van z'n stokkie vallend vogeltje of gerommel in de verte. Maar ook bovengronds was voor de werkers het gevaar altijd aanwezig: een knappende kabel, een te schielijk geopend luik of een scheur in de altijd maar doorrazende transsportband. De gehanteerde technieken waren fantastisch maar niet altijd even veilig en gezond. De meeste mijnen in het westen zijn daarom (tot nader order) gesloten.

Nu stap je als argeloze bezoeker op de eerste trede van Europa's langste roltrap (58 m) en glijdt moeiteloos omhoog om op 24 m hoogte bij de kassa een kaartje te kopen om het in de voormalige kolenwasserij gevestigde museum in te mogen. Voor mij waren niet de in vitrines uitgestalde curiosa van belang - hoewel daar best leuke vondsten in waren te zien - maar was de loop door die tot zwijgen gebrachte machinerie een waar feest van herkenning.

Zo'n vijfentwintig jaar geleden had ik het voorrecht om de walserij van de Hoogovens in Velsen te mogen bezoeken. Daar zag ik hoe een rood/geel gloeiende balk staal in een razend tempo tot een lange, dunne plaat geplet werd om tenslotte in één moeite door tot een rol gedraaid werd. Dat ging wel eens mis werd ons verteld, de plaat schoot dan door en suisde als een mes over de werkvloer om als gegolfde plaat tot rust te komen.

Die lucht van toen herkende ik in Essen.







18 oktober, 2010



WAKA MAORI




In het Museum voor Volkenkunde te Leiden is gisteren een tentoonstelling over de Maori (spreek uit Mauri niet Ma-ori) geopend.
De Maori's zijn de ontdekkers van Nieuw Zeeland, zij kwamen in hun Waka's uit polynesië en noemden het land 'Aotearoa', het land van de lange witte wolk. Op de site van het museum is te lezen welke rol de Waka in het leven van de Maori's speelt en waarom deze twee nieuw gemaakte Waka's naar Nederland zijn gekomen.




Eén van de boten werd geroeid door Maori's, de andere door leden van de Koninklijke Studenten Roeivereninging "Njord". De aankomst van die boot met verkleumde blanke borsten en op de achtergrond een molen levert een wel zeer Hollands plaatje op.




Overigens is het portret op de uitnodiging niet typisch Maori, de mannen hieronder wel.




Het leuke was dat aan de overkant van de gracht meer mensen stonden dan aan de kant van het museum, dat vanwege de aanwezigheid van de heer P. van Vollenhoven (hij hield een leuke toespraak) alleen toegankelijk was voor genodigden. Vanaf de overkant was de ceremonie veel beter te zien. Bij de laatste HAKA, uitgevoerd op het ponton, dansten Maori's uit het publiek spontaan mee. De tentoonstelling hebben wij uiteindelijk door tijdgebrek niet gezien.

17 oktober, 2010


ZANGLIJSTER
TURDUS PHILOMELOS





Deze prachtige zanglijster zal niet langer meer ons grasveldje afstruinen naar lekkere hapjes, maar zelf een hapje worden voor de maden die niet veel van hem over zullen houden.
Hij lag zomaar dood op het pad, zonder enige zichtbare verwonding of volgezogen teek.
Gelukkig hoeven wij zijn gezang niet te missen, er zijn er nog een paar die onze tuin tot hun territorium hebben verkozen.

16 oktober, 2010


ROSENKOHL MIT KASTANIEN



Zo'n dertien jaar geleden raapte ik bij Museum Insel Hombroich een aantal tamme kastanjes. Die stopte ik in een potje en kweekte ze op. De mooiste twee plantte ik een aantal jaren terug op ons landje aan het water, het zijn nu bomen van een meter of vier hoog. Vorig jaar gaven ze zo'n anderhalve kilo kastanjes die wij zorgvuldig droogden en helaas te lang bewaarden. Toen ik ze in de haard op een gietijzeren koekenpan liet 'poffen' bleken ze taai en oneetbaar. Dit jaar raapte ik zo'n zes kilo (wat ik veel vind voor zulke jonge bomen) en aten we de eersten (gepoft) na een paar dagen drogen; het blijken zeer smaakvolle zoete kastanjes te zijn. Afgelopen week waren we weer in Duitsland, eerst bij Essen om een bezoek te brengen aan Welterbe Zollverein en daarna even toeren door de Eifel, waar we voor het eerst dit jaar de voorruit van de auto moesten 'krabben'. We kochten bij een super een kilo Rosenkohl oftewel spruiten van een maat zoals je die hier zelden ziet. Een goede bestemming voor een half pond kastanjes was thuisgekomen snel gevonden. Ik mocht de vruchten kruislings inkerven en na het koken pellen. De meesten kwamen goed los. Daarna (zie recept) de kastanjes in gecarameliseerde suiker en bouillon nog even koken en samen met de spruitjes opdienen. Wij aten er nog aardappels en 'Pfeffersteak' bij. Om je vingers bij af te likken.









10 oktober, 2010


S O L O M O N B U R K E




Elk leven is gedoemd te sterven, al willen sommige groeperingen daar niet aan en propageren het eeuwig leven. Dat lijkt mij ingegeven door angst: de angst om dood te gaan.
Afgelopen week zijn er weer heel veel mensen overleden, de een bekender dan de ander. Zij stierven een zelfgekozen dood of werden door Magere Hein overvallen. De dood kan een onverwachte grote schok, maar ook welkom zijn , het verdriet is hetzelfde. Zaterdag hadden wij een crematie van iemand die mijn lief zeer nabij stond en vandaag las ik dat op Schiphol Solomon Burke was overleden op weg naar een optreden in Paradiso. Tussendoor benam een jonge acteur zichzelf van het leven.
De overeenkomst tussen deze drie mannen is dat ik ze niet persoonlijk gekend heb, dat wil zeggen de eerste een beetje, maar de twee anderen helemaal niet.
Verdriet heb ik niet, daarvoor was de afstand te groot, maar een brok in mijn keel is er voor ik het weet.
En dat mag, net als huilen.