Pagina's

13 december, 2010



Als mijn moeder mij haar achternaam had mogen geven (zoals sinds 1998 in Nederland mogelijk is) dan was ik een Elffers geweest. De vraag blijft natuurlijk of zij dat had gedaan. Elffersen zijn er genoeg en een BOM moeder was zij niet. Als mijn eerste vrouw van mij een kind had gekregen, had het haar achternaam gekregen, niet omdat zij dat wilde, maar omdat wij dat wilden en niet getrouwd waren. Met Marions dood is er een einde gekomen aan haar tak van de familie. De dochter van mijn huidige vrouw heeft de naam van haar moeder; dat was een weloverwogen keuze met instemming van de vader.

Of je als kind nou de naam van de vader of moeder draagt is eigenlijk totaal onbelangrijk, het is alleen van belang voor de stamboom. Het voortdragen van de naam en eventueel de groep waar je bij wilt horen, kan een drijfveer zijn om van naam te veranderen. Als kind krijg je veel meer mee dan alleen de naam van een van je ouders om het leven in te stappen. Zóveel meer dat het niet onder één noemer te vatten is. De mate en de manier waarop dat gebeurt is mede bepalend voor het antwoord op de vraag: "Op wie lijk ik eigenlijk?"

Als ik vroeger naar mijzelf keek, zag ik altijd meer mijn moeders kant en nu zie ik steeds meer mijn vaders kant. Uiteindelijk maakt ook dat niets uit, ik ben wie ik ben en als ik een kind gehad zou hebben was ook dat weer een totaal nieuw product geworden.

Ik ben hierover begonnen omdat ik de "Familieziekte", min of meer de stamboom van de familie Elffers doorgelezen heb en daardoor iets meer te weten ben gekomen over mijn achtergrond van moeders kant. Bijvoorbeeld het spellen van de naam Elffers in een tijdsbestek van ruim driehonderd jaar.

ELFFERS
ELFERS
ELVERS

ELLEVERS

ELPHERS

ELPHERTS

11 december, 2010

10 december, 2010

roodborst



Het observeren van de vogels die van het voer op het plankje voor mijn raam komen pikken is zo leuk, dat ik er een web-cam voor heb aangeschaft. Nu is het wachten op de vinken (heb ik nog niet op het plankje gezien terwijl er genoeg in de tuin zitten) en de Grote bonte specht en misschien wat groenlingen.

merel






07 december, 2010

jive




INSTANT COMPOSERS POOL




Muziek is een golf aaneengeregen klanken, geluid dat op je af komt. Soms aangenaam, maar niet voor iedereen. Geluid en muziek is als een tweeling: ze kunnen niet zonder elkaar, maar ook weer wel.
Geschreven muziek, geïmproviseerde muziek, eeuwenlang doorgegeven tonen en balladen maar ook het zingen of ronken van een motor kan als muziek in de oren klinken.
Elke stroming in de muziek heeft z'n eigen liefhebbers, soms kunnen of willen die muziekliefhebbers niet kiezen en komen zò in het meerstromenland terecht.
Ik ben zo'n liefhebber die nooit een keuze heeft gemaakt of heeft kunnen maken.
De eerste muziek die ik zelf op een oude grammofoon draaide was oude 'zwarte' jazz en 'witte' dixieland. (Niet dat ik mij toen van dat kleurverschil bewust was.)
Het waren grote zware platen van bakeliet, die gedraaid op 78 toeren hun geluid lieten horen. Ik had een hele stapel gekregen in bruinpapieren hoezen. Er zat ook klassiek en operette bij, maar daar was ik niet zo gek op.
Halverwege de jaren zestig begon het Franse chanson, moderne jazz, maar ook het Griekse lied (door de film Zorba de Griek) tot mij door te dringen. Echt luisteren in de vorm van teksten in mij opnemen, deed ik niet. Daar was ook mijn geringe kennis en belangstelling voor talen debet aan.
Rock 'n roll vond ik heerlijk, niet in de laatste plaats omdat ik de Jive een fantastische dans vond waar ik mij volledig in kon laten gaan. Niet zo vloeiend als het paar van het filmpje, maar op mijn eigen wat harde, boerse manier.




Met de beat muziek had ik minder op; ik luisterde er natuurlijk wel naar, maar ik 'kon er niets mee'.
Halverwege jaren zeventig hoorde ik ergens een hoop kabaal en ontdekte ik de Instant Composers Pool, een groep improviserende rasmusici met o.a Han Bennink, Willem Breuker en Misha Mengelberg. Het was een vorm van muziek die ik tot dan toe nooit had gehoord en juist dat onbekende beviel me wel. Op de platen die ik kocht staat een hoop herrie waar je wel tegen moet kunnen. Het is zeker niet altijd voor iedereen aangenaam om te horen, maar leuk is het wel. De lol spat er vanaf!
Sinds kort heb ik weer een werkend draaitafeltje waarop ik ook de ICP platen hun rondjes kan laten draaien. Dat is na veertig jaar soms toch wel even slikken... het is nog steeds een hoop herrie, maar ook het herkennen van wat ik nu in muziek, maar ook andere kunstvormen mis: het met behoud van kwaliteit zoeken naar nieuwe vormen zonder het oude overboord te gooien.
Bij mijn zoektocht op internet ontdekte ik dat de ICP nog steeds bestaat, maar de muziek die ik hoorde klinkt een stuk gestroomlijnder.
Ik weet niet of ik er nu nog op zou vallen.



01 december, 2010



3D PRINTEN

Uit NRC weekblad 13-19 november 2010


Wat een prachtige techniek. Ik kende het 3D frezen al, maar van 3D printen had ik nog niet gehoord.
Nou moet ik ook zeggen dat ik het woord 'printen' hier ook niet echt op z'n plaats vind. Printen blijft voor mij bij uitstek een 2D techniek, wat hier gebeurt is 'opbouwen', d.w.z. het door een pc gestuurde opbouwen van materiaal vanuit het niets. Bij 3D frezen gebeurt het omgekeerde: daarbij wordt pc gestuurd materiaal weggenomen om tot een product te komen.
Ik denk dan ook dat het woord 'printen' gekozen is bij gebrek aan beter.
Maar de techniek blijft fantastisch, er is ook een 'DHZ' printer verkrijgbaar voor een paar honderd euro las ik laatst in de krant, maar je moet er wel een 3D tekenprogramma voor hebben om de pc te kunnen voeden en de 'printer' aan het werk te zetten. Je moet ook kunnen tekenen en gevoel voor vorm hebben, of misschien juist niet!
Met het programma SketchUp van Google schijn je al een heel eind te kunnen komen.

Soms zou ik willen wat later geboren te zijn, want dit is wel heel erg leuk om mee te spelen!

30 november, 2010




(K)OUDER WORDEN...



Buiten wordt het langzaam wit en kouder, binnenin wordt ik ouder en ik voel dat aan het kouder worden van m'n lijf.

Ik heb het altijd al heel snel veel te warm en gooi dan ook eerder iets van mij af, dan dat ik iets extra's aantrek. In de zomer droeg ik meestal alleen een T-shirt, maar sinds mijn buikje prefereer ik een ruim hangend werkoverhemd. In de winter een T-shirt met daaroverheen een werktrui. De broeken blijven zomer en winter hetzelfde, met dien verstande dat ik bij echte warmte de laatste jaren overga op een dunne linnen broek of zelfs een korte, als het werk dat toelaat. Voor een echte winter met ijs en sneeuw heb ik in mijn werkplaats nog een paar oude jassen hangen die tegen een stootje kunnen. Een goede verwarming heb ik er nooit gehad. Een muts op mijn kale bol behoedt mij voor bevroren oren en klompen van een luxer soort zouden mijn voeten warm moeten houden. Zo was het altijd, maar ik begin de kou steeds meer te voelen.

Koude handen heb ik bijna nooit, maar m'n voeten, benen en de rest beginnen 'signalen' uit te zenden. Ik zal mijzelf echt warmer moeten gaan kleden zonder te verworden tot een bol mannetje dat stijf staat in z'n kleding. Ik zal beginnen met de Lange Jaeger onderbroek in ere te herstellen, lang geleden aangeschaft door L. omdat zij mijn 'kleumen' niet langer aan kon zien, maar slechts een paar keer door mij gedragen.
Ooit had ik 'Snow-Boots' en een gewatteerd 'ski-pak', maar daar kon ik niet in werken zoals ik gewend was. Maar tijdens het werk op een sneeuw-festival in Grindelwald bewees het z'n diensten.

29 november, 2010

Grote bonte specht/ DENDROCOPOS MAJOR


TOCH WEL WEER WINTER...



De foto is van vier jaar geleden, maar dat maakt voor de belevenis niets uit. Zij was er weer. Ik kan elke keer weer genieten als zij zo dichtbij haar deel van de vetbol opeist. Het netje hangt aan het voederhuisje bovenop de stomp van een berk, anderhalve meter van het raam waar ik achter zit. Lang blijft zij nooit hangen (grote happen, snel thuis), maar zij steunt altijd met d'r staart tegen de stam. Daarbij is zij in het voordeel ten opzichte van de kleinere vogels die al rondtollend hun hapje moeten zien te verschalken. De vogel is werkelijk prachtig getekend, het zwart-wit met rood, zoals dit vrouwtje. Het mannetje heeft ook nog een rode vlek op het achterhoofd.
De eerste sneeuw is hier nu weer gevallen; wat het vogelvoer betreft zijn we er klaar voor.

27 november, 2010






HET BLIJFT TOBBEN...



...maar niet dobberen.

Na experimenten met kurken en tempex, besloot ik het in het voorjaar eens goed aan te pakken. Het moest toch mogelijk zijn een nest-eiland te maken dat langer meegaat dan één seizoen, dacht ik. Voor het vierde exemplaar nam ik twaalf twee-liter melk flacons, die met latten door de hengsels bijeen gehouden werden. De meerkoeten, maar ook eenden hebben er meerdere malen gebruik van gemaakt, het was volledig ondergepoept. Tot nestbouw is het helaas niet gekomen. Een paar maanden terug zag ik één hoek van het vlot steeds verder wegzakken en wat recenter zag ik in meerdere flacons water klotsen. Toen ik van de week het geval op land haalde, bleken bijna alle drijvers water te bevatten, water dat er langzaam maar zeker door gaatjes op de hoeken weer uitdrupte. De melkflessen zijn gemaakt van PE-HD, een thermoplast. In een spuitgietmachine worden kunsstofkorrels gesmolten en in een mal gespoten. De hoeken van de fles zijn door het fabricageproces kennelijk het zwakst, maar het blijft vreemd dat de gaatjes onder water ontstonden!



Voor het vijfde nest-eiland heb ik wat PVC materiaal moeten kopen: twee meter pijp rond 75 mm, en vier 90˚ bochten. En nu maar hopen dat ik het goed, waterdicht gelijmd heb. Het ligt nu voor proef een paar dagen in het water; voordat de put dichtvriest haal ik 'm op het droge om hem vroeg in het voorjaar weer te water te laten in de hoop op bewoning.


25 november, 2010

NOOIT TE KLEIN OM GROOT TE ZIJN


ZET DAAR MAAR NEER




Holland is klein, net als Friesland en Groningen vlak en nat. Het Brabantse en Twentse land wat droger en in Limburg komen er rimpels in het landschap. De sloppen en stegen in de grote steden zijn al lang verdwenen, de grachten gedempt.
Het vervoer van mens en goederen ging langs bestaande waterwegen en wel of niet daartoe gebaande paden. Voor op het water iets dat kon varen en voor het land was het wel handig als er wielen onder zaten.
Het wisselende landschap van "De Nederlanden" heeft voor zover ik weet nooit tot een specifiek vervoermiddel geleid. Op de trekschuit hadden de Nederlanden zeker geen alleenrecht en trekdieren waren ook alom in gebruik. Een amfibievoertuig met klimvermogen had een mooie Hollandse uitvinding kunnen zijn. Helaas zijn we bij de 'Variomatic" blijven steken, een sublieme overbrenging maar niet toegespitst op De Lage Landen.
In de U.S.A. was er tot voor kort geen enkele belemmering, de in staal uitgevoerde auto-mobielen konden niet groot genoeg zijn: ruimte, brandstof en dollars zat. Last van te nauwe sloppen en stegen hadden ze ook niet, daarvoor is het land te jong en als die er al waren zijn ze allang gesloopt.

In het oude Europa, waar nog steeds sloppen en stegen bestaan omdat het geografisch gezien niet anders kan, zijn fabrikanten wél ingesprongen op de behoeften van bewoners.
In Italië, de bakermat van een deel van onze beschaving, hebben fabrikanten vervoermiddelen ontwikkeld waarmee de smalste en steilste straatjes te nemen zijn. In de steden zijn dat vooral de Vespa's en de kleine Fiat's. In de kleinere steden en dorpen is vooral de Piaggio driewieltransporter dominant in het straatbeeld aanwezig, overigens ook een model van Vespa.
Die 'knetter bakjes' hoor je al van ver aankomen en blijven staan waar ze niet verder kunnen.
Rond 1993 vertoefden wij in een klein Italiaans dorp in het huis van vrienden. Veel was er niet te beleven, dat hoefde voor ons niet. Maar ééns per dag hoorden wij het hoge motorgeluid van een zwaarbeladen Piaggio uit het dal naar boven komen. De weg was behoorlijk slingerend dus ebde het geluid soms weg om daarna met frisse moed weer aan te zwellen. Eenmaal boven verloren wij hem uit het oog, maar dat paste prima in het sprookje.
Ik heb er videoopnamen van gemaakt en zou die graag weer eens terugzien en horen, maar ik moet eerlijk zeggen dat ik geen idee heb waar die zijn.