Pagina's
10 december, 2010
merel
Labels:Mushroom Holland Garden
merel,
vogels,
wintervoer
07 december, 2010
jive
INSTANT COMPOSERS POOL
Muziek is een golf aaneengeregen klanken, geluid dat op je af komt. Soms aangenaam, maar niet voor iedereen. Geluid en muziek is als een tweeling: ze kunnen niet zonder elkaar, maar ook weer wel.
Geschreven muziek, geïmproviseerde muziek, eeuwenlang doorgegeven tonen en balladen maar ook het zingen of ronken van een motor kan als muziek in de oren klinken.
Elke stroming in de muziek heeft z'n eigen liefhebbers, soms kunnen of willen die muziekliefhebbers niet kiezen en komen zò in het meerstromenland terecht.
Ik ben zo'n liefhebber die nooit een keuze heeft gemaakt of heeft kunnen maken.
De eerste muziek die ik zelf op een oude grammofoon draaide was oude 'zwarte' jazz en 'witte' dixieland. (Niet dat ik mij toen van dat kleurverschil bewust was.)
Het waren grote zware platen van bakeliet, die gedraaid op 78 toeren hun geluid lieten horen. Ik had een hele stapel gekregen in bruinpapieren hoezen. Er zat ook klassiek en operette bij, maar daar was ik niet zo gek op.
Halverwege de jaren zestig begon het Franse chanson, moderne jazz, maar ook het Griekse lied (door de film Zorba de Griek) tot mij door te dringen. Echt luisteren in de vorm van teksten in mij opnemen, deed ik niet. Daar was ook mijn geringe kennis en belangstelling voor talen debet aan.
Rock 'n roll vond ik heerlijk, niet in de laatste plaats omdat ik de Jive een fantastische dans vond waar ik mij volledig in kon laten gaan. Niet zo vloeiend als het paar van het filmpje, maar op mijn eigen wat harde, boerse manier.
Geschreven muziek, geïmproviseerde muziek, eeuwenlang doorgegeven tonen en balladen maar ook het zingen of ronken van een motor kan als muziek in de oren klinken.
Elke stroming in de muziek heeft z'n eigen liefhebbers, soms kunnen of willen die muziekliefhebbers niet kiezen en komen zò in het meerstromenland terecht.
Ik ben zo'n liefhebber die nooit een keuze heeft gemaakt of heeft kunnen maken.
De eerste muziek die ik zelf op een oude grammofoon draaide was oude 'zwarte' jazz en 'witte' dixieland. (Niet dat ik mij toen van dat kleurverschil bewust was.)
Het waren grote zware platen van bakeliet, die gedraaid op 78 toeren hun geluid lieten horen. Ik had een hele stapel gekregen in bruinpapieren hoezen. Er zat ook klassiek en operette bij, maar daar was ik niet zo gek op.
Halverwege de jaren zestig begon het Franse chanson, moderne jazz, maar ook het Griekse lied (door de film Zorba de Griek) tot mij door te dringen. Echt luisteren in de vorm van teksten in mij opnemen, deed ik niet. Daar was ook mijn geringe kennis en belangstelling voor talen debet aan.
Rock 'n roll vond ik heerlijk, niet in de laatste plaats omdat ik de Jive een fantastische dans vond waar ik mij volledig in kon laten gaan. Niet zo vloeiend als het paar van het filmpje, maar op mijn eigen wat harde, boerse manier.
Met de beat muziek had ik minder op; ik luisterde er natuurlijk wel naar, maar ik 'kon er niets mee'.
Halverwege jaren zeventig hoorde ik ergens een hoop kabaal en ontdekte ik de Instant Composers Pool, een groep improviserende rasmusici met o.a Han Bennink, Willem Breuker en Misha Mengelberg. Het was een vorm van muziek die ik tot dan toe nooit had gehoord en juist dat onbekende beviel me wel. Op de platen die ik kocht staat een hoop herrie waar je wel tegen moet kunnen. Het is zeker niet altijd voor iedereen aangenaam om te horen, maar leuk is het wel. De lol spat er vanaf!
Sinds kort heb ik weer een werkend draaitafeltje waarop ik ook de ICP platen hun rondjes kan laten draaien. Dat is na veertig jaar soms toch wel even slikken... het is nog steeds een hoop herrie, maar ook het herkennen van wat ik nu in muziek, maar ook andere kunstvormen mis: het met behoud van kwaliteit zoeken naar nieuwe vormen zonder het oude overboord te gooien.
Bij mijn zoektocht op internet ontdekte ik dat de ICP nog steeds bestaat, maar de muziek die ik hoorde klinkt een stuk gestroomlijnder.
Ik weet niet of ik er nu nog op zou vallen.
Halverwege jaren zeventig hoorde ik ergens een hoop kabaal en ontdekte ik de Instant Composers Pool, een groep improviserende rasmusici met o.a Han Bennink, Willem Breuker en Misha Mengelberg. Het was een vorm van muziek die ik tot dan toe nooit had gehoord en juist dat onbekende beviel me wel. Op de platen die ik kocht staat een hoop herrie waar je wel tegen moet kunnen. Het is zeker niet altijd voor iedereen aangenaam om te horen, maar leuk is het wel. De lol spat er vanaf!
Sinds kort heb ik weer een werkend draaitafeltje waarop ik ook de ICP platen hun rondjes kan laten draaien. Dat is na veertig jaar soms toch wel even slikken... het is nog steeds een hoop herrie, maar ook het herkennen van wat ik nu in muziek, maar ook andere kunstvormen mis: het met behoud van kwaliteit zoeken naar nieuwe vormen zonder het oude overboord te gooien.
Bij mijn zoektocht op internet ontdekte ik dat de ICP nog steeds bestaat, maar de muziek die ik hoorde klinkt een stuk gestroomlijnder.
Ik weet niet of ik er nu nog op zou vallen.
01 december, 2010
3D PRINTEN
Wat een prachtige techniek. Ik kende het 3D frezen al, maar van 3D printen had ik nog niet gehoord.
Nou moet ik ook zeggen dat ik het woord 'printen' hier ook niet echt op z'n plaats vind. Printen blijft voor mij bij uitstek een 2D techniek, wat hier gebeurt is 'opbouwen', d.w.z. het door een pc gestuurde opbouwen van materiaal vanuit het niets. Bij 3D frezen gebeurt het omgekeerde: daarbij wordt pc gestuurd materiaal weggenomen om tot een product te komen.
Ik denk dan ook dat het woord 'printen' gekozen is bij gebrek aan beter.
Maar de techniek blijft fantastisch, er is ook een 'DHZ' printer verkrijgbaar voor een paar honderd euro las ik laatst in de krant, maar je moet er wel een 3D tekenprogramma voor hebben om de pc te kunnen voeden en de 'printer' aan het werk te zetten. Je moet ook kunnen tekenen en gevoel voor vorm hebben, of misschien juist niet!
Met het programma SketchUp van Google schijn je al een heel eind te kunnen komen.
Soms zou ik willen wat later geboren te zijn, want dit is wel heel erg leuk om mee te spelen!
Wat een prachtige techniek. Ik kende het 3D frezen al, maar van 3D printen had ik nog niet gehoord.
Nou moet ik ook zeggen dat ik het woord 'printen' hier ook niet echt op z'n plaats vind. Printen blijft voor mij bij uitstek een 2D techniek, wat hier gebeurt is 'opbouwen', d.w.z. het door een pc gestuurde opbouwen van materiaal vanuit het niets. Bij 3D frezen gebeurt het omgekeerde: daarbij wordt pc gestuurd materiaal weggenomen om tot een product te komen.
Ik denk dan ook dat het woord 'printen' gekozen is bij gebrek aan beter.
Maar de techniek blijft fantastisch, er is ook een 'DHZ' printer verkrijgbaar voor een paar honderd euro las ik laatst in de krant, maar je moet er wel een 3D tekenprogramma voor hebben om de pc te kunnen voeden en de 'printer' aan het werk te zetten. Je moet ook kunnen tekenen en gevoel voor vorm hebben, of misschien juist niet!
Met het programma SketchUp van Google schijn je al een heel eind te kunnen komen.
Soms zou ik willen wat later geboren te zijn, want dit is wel heel erg leuk om mee te spelen!
30 november, 2010
Buiten wordt het langzaam wit en kouder, binnenin wordt ik ouder en ik voel dat aan het kouder worden van m'n lijf.
Ik heb het altijd al heel snel veel te warm en gooi dan ook eerder iets van mij af, dan dat ik iets extra's aantrek. In de zomer droeg ik meestal alleen een T-shirt, maar sinds mijn buikje prefereer ik een ruim hangend werkoverhemd. In de winter een T-shirt met daaroverheen een werktrui. De broeken blijven zomer en winter hetzelfde, met dien verstande dat ik bij echte warmte de laatste jaren overga op een dunne linnen broek of zelfs een korte, als het werk dat toelaat. Voor een echte winter met ijs en sneeuw heb ik in mijn werkplaats nog een paar oude jassen hangen die tegen een stootje kunnen. Een goede verwarming heb ik er nooit gehad. Een muts op mijn kale bol behoedt mij voor bevroren oren en klompen van een luxer soort zouden mijn voeten warm moeten houden. Zo was het altijd, maar ik begin de kou steeds meer te voelen.
Koude handen heb ik bijna nooit, maar m'n voeten, benen en de rest beginnen 'signalen' uit te zenden. Ik zal mijzelf echt warmer moeten gaan kleden zonder te verworden tot een bol mannetje dat stijf staat in z'n kleding. Ik zal beginnen met de Lange Jaeger onderbroek in ere te herstellen, lang geleden aangeschaft door L. omdat zij mijn 'kleumen' niet langer aan kon zien, maar slechts een paar keer door mij gedragen. Ooit had ik 'Snow-Boots' en een gewatteerd 'ski-pak', maar daar kon ik niet in werken zoals ik gewend was. Maar tijdens het werk op een sneeuw-festival in Grindelwald bewees het z'n diensten.
Ik heb het altijd al heel snel veel te warm en gooi dan ook eerder iets van mij af, dan dat ik iets extra's aantrek. In de zomer droeg ik meestal alleen een T-shirt, maar sinds mijn buikje prefereer ik een ruim hangend werkoverhemd. In de winter een T-shirt met daaroverheen een werktrui. De broeken blijven zomer en winter hetzelfde, met dien verstande dat ik bij echte warmte de laatste jaren overga op een dunne linnen broek of zelfs een korte, als het werk dat toelaat. Voor een echte winter met ijs en sneeuw heb ik in mijn werkplaats nog een paar oude jassen hangen die tegen een stootje kunnen. Een goede verwarming heb ik er nooit gehad. Een muts op mijn kale bol behoedt mij voor bevroren oren en klompen van een luxer soort zouden mijn voeten warm moeten houden. Zo was het altijd, maar ik begin de kou steeds meer te voelen.
Koude handen heb ik bijna nooit, maar m'n voeten, benen en de rest beginnen 'signalen' uit te zenden. Ik zal mijzelf echt warmer moeten gaan kleden zonder te verworden tot een bol mannetje dat stijf staat in z'n kleding. Ik zal beginnen met de Lange Jaeger onderbroek in ere te herstellen, lang geleden aangeschaft door L. omdat zij mijn 'kleumen' niet langer aan kon zien, maar slechts een paar keer door mij gedragen. Ooit had ik 'Snow-Boots' en een gewatteerd 'ski-pak', maar daar kon ik niet in werken zoals ik gewend was. Maar tijdens het werk op een sneeuw-festival in Grindelwald bewees het z'n diensten.
29 november, 2010
Grote bonte specht/ DENDROCOPOS MAJOR
De foto is van vier jaar geleden, maar dat maakt voor de belevenis niets uit. Zij was er weer. Ik kan elke keer weer genieten als zij zo dichtbij haar deel van de vetbol opeist. Het netje hangt aan het voederhuisje bovenop de stomp van een berk, anderhalve meter van het raam waar ik achter zit. Lang blijft zij nooit hangen (grote happen, snel thuis), maar zij steunt altijd met d'r staart tegen de stam. Daarbij is zij in het voordeel ten opzichte van de kleinere vogels die al rondtollend hun hapje moeten zien te verschalken. De vogel is werkelijk prachtig getekend, het zwart-wit met rood, zoals dit vrouwtje. Het mannetje heeft ook nog een rode vlek op het achterhoofd.
De eerste sneeuw is hier nu weer gevallen; wat het vogelvoer betreft zijn we er klaar voor.
De eerste sneeuw is hier nu weer gevallen; wat het vogelvoer betreft zijn we er klaar voor.
27 november, 2010
HET BLIJFT TOBBEN...
Na experimenten met kurken en tempex, besloot ik het in het voorjaar eens goed aan te pakken. Het moest toch mogelijk zijn een nest-eiland te maken dat langer meegaat dan één seizoen, dacht ik. Voor het vierde exemplaar nam ik twaalf twee-liter melk flacons, die met latten door de hengsels bijeen gehouden werden. De meerkoeten, maar ook eenden hebben er meerdere malen gebruik van gemaakt, het was volledig ondergepoept. Tot nestbouw is het helaas niet gekomen. Een paar maanden terug zag ik één hoek van het vlot steeds verder wegzakken en wat recenter zag ik in meerdere flacons water klotsen. Toen ik van de week het geval op land haalde, bleken bijna alle drijvers water te bevatten, water dat er langzaam maar zeker door gaatjes op de hoeken weer uitdrupte. De melkflessen zijn gemaakt van PE-HD, een thermoplast. In een spuitgietmachine worden kunsstofkorrels gesmolten en in een mal gespoten. De hoeken van de fles zijn door het fabricageproces kennelijk het zwakst, maar het blijft vreemd dat de gaatjes onder water ontstonden!
25 november, 2010
NOOIT TE KLEIN OM GROOT TE ZIJN
Holland is klein, net als Friesland en Groningen vlak en nat. Het Brabantse en Twentse land wat droger en in Limburg komen er rimpels in het landschap. De sloppen en stegen in de grote steden zijn al lang verdwenen, de grachten gedempt.
Het vervoer van mens en goederen ging langs bestaande waterwegen en wel of niet daartoe gebaande paden. Voor op het water iets dat kon varen en voor het land was het wel handig als er wielen onder zaten.
Het wisselende landschap van "De Nederlanden" heeft voor zover ik weet nooit tot een specifiek vervoermiddel geleid. Op de trekschuit hadden de Nederlanden zeker geen alleenrecht en trekdieren waren ook alom in gebruik. Een amfibievoertuig met klimvermogen had een mooie Hollandse uitvinding kunnen zijn. Helaas zijn we bij de 'Variomatic" blijven steken, een sublieme overbrenging maar niet toegespitst op De Lage Landen.
In de U.S.A. was er tot voor kort geen enkele belemmering, de in staal uitgevoerde auto-mobielen konden niet groot genoeg zijn: ruimte, brandstof en dollars zat. Last van te nauwe sloppen en stegen hadden ze ook niet, daarvoor is het land te jong en als die er al waren zijn ze allang gesloopt.
In het oude Europa, waar nog steeds sloppen en stegen bestaan omdat het geografisch gezien niet anders kan, zijn fabrikanten wél ingesprongen op de behoeften van bewoners.
In Italië, de bakermat van een deel van onze beschaving, hebben fabrikanten vervoermiddelen ontwikkeld waarmee de smalste en steilste straatjes te nemen zijn. In de steden zijn dat vooral de Vespa's en de kleine Fiat's. In de kleinere steden en dorpen is vooral de Piaggio driewieltransporter dominant in het straatbeeld aanwezig, overigens ook een model van Vespa.
Die 'knetter bakjes' hoor je al van ver aankomen en blijven staan waar ze niet verder kunnen.
Rond 1993 vertoefden wij in een klein Italiaans dorp in het huis van vrienden. Veel was er niet te beleven, dat hoefde voor ons niet. Maar ééns per dag hoorden wij het hoge motorgeluid van een zwaarbeladen Piaggio uit het dal naar boven komen. De weg was behoorlijk slingerend dus ebde het geluid soms weg om daarna met frisse moed weer aan te zwellen. Eenmaal boven verloren wij hem uit het oog, maar dat paste prima in het sprookje.
Ik heb er videoopnamen van gemaakt en zou die graag weer eens terugzien en horen, maar ik moet eerlijk zeggen dat ik geen idee heb waar die zijn.
24 november, 2010
Passions d'oranges, papiers d'agrumes
Meer dan verzamelen alleen.
Zoals het verzamelen van boeken en kunst voor sommigen een passie kan zijn die uit kan monden in een museale presentatie, kunnen ook de verzamelaars van (citrus-)fruitwikkels soms rekenen op de medewerking van linkse hobbyïsten. De tentoonstelling 'Passions d'oranges, papiers d'agumes' waar dit filmpje over gaat was zeker niet de eerste en zal ook niet de laatste zijn, gewijd aan die prachtige drukwerkjes. De verzameling in ons huis is gestaag groeiende. In de reeks ordners zitten nu zo'n 3000 papiertjes, dat is al een flinke klus voor L. om bij te houden. Te ordenen en om dubbele te ruilen. Haar verzameling valt in het niet bij de 40.000 van Dirik von Oettingen, voor zover ons bekend de grootste collectie. Hij heeft ook een prachtig boek laten maken dat voor verzamelaars echt een must is. Boeken en catalogie zijn heerlijk om door te bladeren, maar dit filmpje laat in korte tijd de grote diversiteit en kwaliteit zien van de kleurige vloeipapiertjes. Je ondergaat het filmpje als een niet te stuiten Spaanse dans.
Zoals het verzamelen van boeken en kunst voor sommigen een passie kan zijn die uit kan monden in een museale presentatie, kunnen ook de verzamelaars van (citrus-)fruitwikkels soms rekenen op de medewerking van linkse hobbyïsten. De tentoonstelling 'Passions d'oranges, papiers d'agumes' waar dit filmpje over gaat was zeker niet de eerste en zal ook niet de laatste zijn, gewijd aan die prachtige drukwerkjes. De verzameling in ons huis is gestaag groeiende. In de reeks ordners zitten nu zo'n 3000 papiertjes, dat is al een flinke klus voor L. om bij te houden. Te ordenen en om dubbele te ruilen. Haar verzameling valt in het niet bij de 40.000 van Dirik von Oettingen, voor zover ons bekend de grootste collectie. Hij heeft ook een prachtig boek laten maken dat voor verzamelaars echt een must is. Boeken en catalogie zijn heerlijk om door te bladeren, maar dit filmpje laat in korte tijd de grote diversiteit en kwaliteit zien van de kleurige vloeipapiertjes. Je ondergaat het filmpje als een niet te stuiten Spaanse dans.
19 november, 2010
Deze opname is van ruim twee jaar geleden, maar de potjes staan er zeker al tien jaar. Ze staan er nu nog.
Er zitten kleurstoffen in: geel, zwart en rood. Zweihorn waterbeitsen, Oost Indische inkt en nu voor mij onherkenbare mengels. Ik gebruikte ze om houten meubeltjes en sculpturen te kleuren.
Zo nu en dan blaas ik met perslucht het meeste stof de ruimte in zodat het er weer herkenbaar uitziet. Ze staan er goed.
Die grote literfles O.I.Inkt was een geschenk van een oom die tekenleraar was, hij vulde er de kleine potjes mee waarmee zijn leerlingen aan de slag mochten. Hij had goed voor zichzelf gezorgd. Hij had lades vol papier, verf, penselen en ook deze inkt.
Die Zweihorn waterbeits kwam ik tegen bij de plaatselijke verfboer, het is een zeer krachtig, goed doordringend pigment.
In dat houtlijmpotje zit waarschijnlijk een koek die ik weg kan gooien en die flacon ernaast idem dito.
Dat gezigzagde stuk hout erachter was bedoelt als 'drager' van een nieuwe sculptuur, een variant op .... , maar die is er nooit gekomen.
Wie weet staan de potjes daar niet voor niets en bespringen ze binnenkort het hout.
Zeg nooit: NOOIT.
Er zitten kleurstoffen in: geel, zwart en rood. Zweihorn waterbeitsen, Oost Indische inkt en nu voor mij onherkenbare mengels. Ik gebruikte ze om houten meubeltjes en sculpturen te kleuren.
Zo nu en dan blaas ik met perslucht het meeste stof de ruimte in zodat het er weer herkenbaar uitziet. Ze staan er goed.
Die grote literfles O.I.Inkt was een geschenk van een oom die tekenleraar was, hij vulde er de kleine potjes mee waarmee zijn leerlingen aan de slag mochten. Hij had goed voor zichzelf gezorgd. Hij had lades vol papier, verf, penselen en ook deze inkt.
Die Zweihorn waterbeits kwam ik tegen bij de plaatselijke verfboer, het is een zeer krachtig, goed doordringend pigment.
In dat houtlijmpotje zit waarschijnlijk een koek die ik weg kan gooien en die flacon ernaast idem dito.
Dat gezigzagde stuk hout erachter was bedoelt als 'drager' van een nieuwe sculptuur, een variant op .... , maar die is er nooit gekomen.
Wie weet staan de potjes daar niet voor niets en bespringen ze binnenkort het hout.
Zeg nooit: NOOIT.
16 november, 2010
Onze levensloop is net zo min vanzelfsprekend als de loop van een rivier. We kunnen uitstippelen wat we willen, één dwarsliggende tak, in welke vorm dan ook, kan een totale verandering teweeg brengen.
Ik zal best mensen kennen wier levensloop door de ouders is uitgestippeld, mensen die aan die verwachting voldaan hebben. Maar ook mensen die een totaal andere weg ingeslagen zijn.
Wat mijn ouders betreft, geloof ik niet dat zij voor mij iets anders in gedachten hadden dan 'het beste', maar ik heb het ze nooit gevraagd en zij hebben mij ook nooit iets voorgehouden.
Ik ben mijn gang gegaan, soms volgzaam maar ook wel tegendraads. Roem en/ of kapitaal heb ik nooit nagestreefd. Tevreden zijn was/ is voor mij een eerste vereiste. Tevreden en gelukkig zijn met mijn leven, partner en werk. Tevreden met het inkomen dat ik heb. Tevreden en gelukkig omdat ik in dit land nog steeds mag zeggen wat ik wil.
Ik kan niet zeggen dat ik over alles een vaststaande mening heb, gelukkig niet, maar verschuivingen in politiek en beeldende kunst raken mij altijd.
Zowel in de politiek als in de kunsten schreeuwen de populisten om het hardst en wie de meeste volgers trekt, heeft gewonnen.
Museumbezoek is altijd een elitaire bezigheid geweest, totdat musea - maar ook 'kunstmanifestaties' - op de populaire toer gingen om meer kaartjes te kunnen verkopen. Slimme museummanagers huurden populaire architecten in om spraakmakende gebouwen neer te zetten. Het Guggenheim Museum in NY (1959) was voor zover ik weet de eerste; in 1977 volgde het Centre Pompidou in Parijs en in 1997 het Guggenheim Museum in Bilbao.
In NY ben ik nooit geweest maar in Parijs des te vaker. De lange rijen voor de kassa's staan er altijd, wat er ook te zien is. Een groot deel van het publiek komt er om te kunnen zeggen dat ze er geweest zijn, niet waarom ze er geweest zijn. Datzelfde geldt voor het Vitra Design Museum en vele anderen, waaronder De Kunsthal.
Toen ik in de zestiger jaren voor het eerst naar 'Sonsbeek' of 'Kassel' ging, liep daar hetzelfde publiek als dat ik in de musea tegenkwam. Nu zijn ook dat 'evenementen' geworden waar je geweest moet zijn en de patatboeren goede zaken doen.
'GLOW: forum of light in art and architecture', in Eindhoven is zo'n manifestatie, een veelbelovende titel maar teleurstellende presentatie. De grote publiekstrekkers zijn schitterend maar hebben niets met kunst te maken en wat wel onder de noemer 'kunst' zou kunnen vallen is al eerder vertoond, oubollig of een herhaling van...
Tussen K&K noemde ik mijn vorige blog, tussen kitsch & kitsch. Je zou ook kunnen spreken van kitsch met een grote K en kitsch mijn een kleintje.
Het project 'Mon jardin public' van het Franse TILT is zo'n voorbeeld van het eerste. De tekst in de folder belooft veel, maar op straat is er weinig van terug te vinden. Er wordt gesproken van "een weelderige bloementuin en ontsnappen aan de drukte". En later: "een feestelijk decor voor een ontspannen wandeling." Allemaal zwaar geromantiseerd. Bij daglicht zijn de constructies niet om aan te zien, in het donker moet je er naar zoeken en zijn ze soms te lullig om notie van te nemen. Niks spanning van een weelderige bloementuin.
Als je kijkt op de site van TILT kom je dezelfde "bloemen" tegen op diverse locaties. Als je nog verder kijkt, ontdek je dat TILT een groep technische "versierders" is die "mooie dingen voor de mensch" maken, zoals een oud collega dat zo fraai uitdrukte. Daar is op zich niets tegen, maar presenteer dat dan niet als ART.
Ja, ik pretendeer enig gevoel voor waarde en schoonheid te hebben, onderscheid te kunnen maken tussen kunst en kitsch. Ik moet dat ingegeven gekregen hebben door mijn ouders, maar het is door-ontwikkeld in een periode dat ze over mij geen zeggenschap meer hadden.
Het klinkt elitair en in deze ben ik elitair. Ik voel mij daar goed bij.
Ik denk dat er eens goed nagedacht moet worden over het te pas en te onpas gebruiken van de woorden: KUNST en DESIGN. Wat mij betreft raakt Hella Jongerius in de NRC bijlage van 13-19 november de snaar op de juiste plek als zij antwoordt op een vraag: "Des Bouvrie selecteert kleuren uit de bestaande kleurenwaaiers, ik meng nieuwe kleuren".
Dat is meer dan een subtiel verschil.
Ik zal best mensen kennen wier levensloop door de ouders is uitgestippeld, mensen die aan die verwachting voldaan hebben. Maar ook mensen die een totaal andere weg ingeslagen zijn.
Wat mijn ouders betreft, geloof ik niet dat zij voor mij iets anders in gedachten hadden dan 'het beste', maar ik heb het ze nooit gevraagd en zij hebben mij ook nooit iets voorgehouden.
Ik ben mijn gang gegaan, soms volgzaam maar ook wel tegendraads. Roem en/ of kapitaal heb ik nooit nagestreefd. Tevreden zijn was/ is voor mij een eerste vereiste. Tevreden en gelukkig zijn met mijn leven, partner en werk. Tevreden met het inkomen dat ik heb. Tevreden en gelukkig omdat ik in dit land nog steeds mag zeggen wat ik wil.
Ik kan niet zeggen dat ik over alles een vaststaande mening heb, gelukkig niet, maar verschuivingen in politiek en beeldende kunst raken mij altijd.
Zowel in de politiek als in de kunsten schreeuwen de populisten om het hardst en wie de meeste volgers trekt, heeft gewonnen.
Museumbezoek is altijd een elitaire bezigheid geweest, totdat musea - maar ook 'kunstmanifestaties' - op de populaire toer gingen om meer kaartjes te kunnen verkopen. Slimme museummanagers huurden populaire architecten in om spraakmakende gebouwen neer te zetten. Het Guggenheim Museum in NY (1959) was voor zover ik weet de eerste; in 1977 volgde het Centre Pompidou in Parijs en in 1997 het Guggenheim Museum in Bilbao.
In NY ben ik nooit geweest maar in Parijs des te vaker. De lange rijen voor de kassa's staan er altijd, wat er ook te zien is. Een groot deel van het publiek komt er om te kunnen zeggen dat ze er geweest zijn, niet waarom ze er geweest zijn. Datzelfde geldt voor het Vitra Design Museum en vele anderen, waaronder De Kunsthal.
Toen ik in de zestiger jaren voor het eerst naar 'Sonsbeek' of 'Kassel' ging, liep daar hetzelfde publiek als dat ik in de musea tegenkwam. Nu zijn ook dat 'evenementen' geworden waar je geweest moet zijn en de patatboeren goede zaken doen.
'GLOW: forum of light in art and architecture', in Eindhoven is zo'n manifestatie, een veelbelovende titel maar teleurstellende presentatie. De grote publiekstrekkers zijn schitterend maar hebben niets met kunst te maken en wat wel onder de noemer 'kunst' zou kunnen vallen is al eerder vertoond, oubollig of een herhaling van...
Tussen K&K noemde ik mijn vorige blog, tussen kitsch & kitsch. Je zou ook kunnen spreken van kitsch met een grote K en kitsch mijn een kleintje.
Het project 'Mon jardin public' van het Franse TILT is zo'n voorbeeld van het eerste. De tekst in de folder belooft veel, maar op straat is er weinig van terug te vinden. Er wordt gesproken van "een weelderige bloementuin en ontsnappen aan de drukte". En later: "een feestelijk decor voor een ontspannen wandeling." Allemaal zwaar geromantiseerd. Bij daglicht zijn de constructies niet om aan te zien, in het donker moet je er naar zoeken en zijn ze soms te lullig om notie van te nemen. Niks spanning van een weelderige bloementuin.
Als je kijkt op de site van TILT kom je dezelfde "bloemen" tegen op diverse locaties. Als je nog verder kijkt, ontdek je dat TILT een groep technische "versierders" is die "mooie dingen voor de mensch" maken, zoals een oud collega dat zo fraai uitdrukte. Daar is op zich niets tegen, maar presenteer dat dan niet als ART.
Ja, ik pretendeer enig gevoel voor waarde en schoonheid te hebben, onderscheid te kunnen maken tussen kunst en kitsch. Ik moet dat ingegeven gekregen hebben door mijn ouders, maar het is door-ontwikkeld in een periode dat ze over mij geen zeggenschap meer hadden.
Het klinkt elitair en in deze ben ik elitair. Ik voel mij daar goed bij.
Ik denk dat er eens goed nagedacht moet worden over het te pas en te onpas gebruiken van de woorden: KUNST en DESIGN. Wat mij betreft raakt Hella Jongerius in de NRC bijlage van 13-19 november de snaar op de juiste plek als zij antwoordt op een vraag: "Des Bouvrie selecteert kleuren uit de bestaande kleurenwaaiers, ik meng nieuwe kleuren".
Dat is meer dan een subtiel verschil.
Abonneren op:
Posts (Atom)