Pagina's

18 december, 2010

Zijn wij leuk of zijn wij zielig?


Een aantal jaren was ik lid van de Vogelbescherming omdat ik het met de kern van de zaak wel eens ben: vogels beschermen waar dat nodig is. Ik heb mijn lidmaatschap opgezegd omdat er steeds meer bedelbrieven meekwamen van organisaties andere dan de Vogelstichting. Een soort 'koppelverkoop' waar ik niet van hou. Je geeft ze één vinger en ze nemen je hele hand. Na mijn opzegging ben ik diverse keren gebeld met de vraag waarom... Het maakt mij alleen maar opstandiger en zeker onbeschofter. (Ik moet zeggen dat ik ook van de NRC en jaren eerder van de Volkskrant dezelfde vragen kreeg.) Mijn NEE of OPZEGGING moet gerespecteerd worden, daar heb ik recht op. Ik doe het om redenen die misschien verder niemand iets aangaat, ik doe het niet zo maar. Laat mij met rust, zou ik bijna willen zeggen. Op de NRC na, die het laatst weer eens probeerde (wij hebben die courant alleen nog in het weekeinde) is het redelijk rustig gebleven. Nu kwam er via, ja via wie eigenlijk, een mailtje binnen van de Vogelbescherming met het verzoek een (protest) nieuwjaarswens te sturen naar de kersverse aanvoerder van het gedoogkabinet waar we mee opgezadeld zitten. Ik heb er lang over nagedacht of ik überhaupt aan deze actie mee zou doen omdat ik zeer veel moeite heb met het taalgebruik, maar ook de opzet van de site. Maar uiteindelijk heb ik toch een tekst geschreven, niet voor Mark of de vereniging, maar voor mijn eigen gemoedsrust. Ik heb 'm nog niet verstuurd, heeft ook geen zin. Het kabinet is met reces. En die gans gaat toch mijn neus voorbij. Maar ik hoor graag van anderen hoe zij er over denken. Dit is mijn tekst:

Beste Mark Rutte, Net als bij een politieke partij het geval is, sta ik ook niet achter alle ideeën van de Vogelbescherming. Ik ben geen fan van uw club maar ook niet van die van de 'vogelliefhebbers'. Ik maak echter wel gebruik van mijn stemrecht en doe dat nu ook. Van sommige vogels in Nederland zijn er te veel, daar mag wat mij betreft best meer op geschoten worden, maar dan wil ik ze ook op m'n bord. Anderen moeten beschermd of gevoerd worden, de overheid kan daar een rol in hebben. De mate waarin dat gebeurt is helaas afhankelijk van de kleur van de poppetjes die aan de touwtjes trekken. Uw kleur noopt tot actie, vandaar mijn deelname.

Met vriendelijke groet, Berend Peter

14 december, 2010


Ardea alba
of
Casmerodius albus

of
Grote zilverreiger
(Maar ik ben wit)



Op onze trektochten langs de westkust van Frankrijk zagen we vaak een kleine spierwitte reiger. De laatste jaren zien we die ook in de Biesbosch, niet ver bij ons uit de buurt. Maar een grote witte reiger hebben wij daar nooit gezien.
Een week geleden, er lag nog sneeuw, zag L. 's morgens vroeg een grote witte reiger plots uit de rietkraag aan het water opstijgen en over de dijk wegvliegen. Die middag zag ik er drie op ongeveer dezelfde plek vanuit het riet over de dijk verdwijnen. We hadden we ze nog nooit gezien, laat staan zo dicht bij huis.

Maar een reiger met de naam: 'Witte reiger' bestaat helemaal niet, het blijkt dan ook een kleine of grote Zilver reiger te zijn!

Waarom noem je een duidelijk WITTE reiger ZILVER? Wanneer en door wie en op welke gronden is dat ooit bedacht? (De grote Zilverreiger heet in het Engels Great White Egret.)

Een jaar geleden was er in 'vogelspotterswereld' ineens ophef over z.g. ophanden zijnde naamsveranderingen. Zo zou de Roodborst opeens Oranjeborst heten omdat de brave borst inderdaad meer oranje laat zien dan rood. Het bleek een grap.
Het verschil tussen oranje en rood is voor een snelle waarnemer niet zo groot, kleiner in ieder geval dan het verschil tussen wit en zilver.
Met de beste wil van de wereld zie ik nergens zilver, ook geen zilvergloed als ik de vogel zie.

Het beest is wit, witter dan wit, en zou dan ook wat mij betreft 'Witte reiger' moeten heten want dat maakt het opzoeken in de vogelgidsen en op internet een stuk makkelijker!

13 december, 2010



Als mijn moeder mij haar achternaam had mogen geven (zoals sinds 1998 in Nederland mogelijk is) dan was ik een Elffers geweest. De vraag blijft natuurlijk of zij dat had gedaan. Elffersen zijn er genoeg en een BOM moeder was zij niet. Als mijn eerste vrouw van mij een kind had gekregen, had het haar achternaam gekregen, niet omdat zij dat wilde, maar omdat wij dat wilden en niet getrouwd waren. Met Marions dood is er een einde gekomen aan haar tak van de familie. De dochter van mijn huidige vrouw heeft de naam van haar moeder; dat was een weloverwogen keuze met instemming van de vader.

Of je als kind nou de naam van de vader of moeder draagt is eigenlijk totaal onbelangrijk, het is alleen van belang voor de stamboom. Het voortdragen van de naam en eventueel de groep waar je bij wilt horen, kan een drijfveer zijn om van naam te veranderen. Als kind krijg je veel meer mee dan alleen de naam van een van je ouders om het leven in te stappen. Zóveel meer dat het niet onder één noemer te vatten is. De mate en de manier waarop dat gebeurt is mede bepalend voor het antwoord op de vraag: "Op wie lijk ik eigenlijk?"

Als ik vroeger naar mijzelf keek, zag ik altijd meer mijn moeders kant en nu zie ik steeds meer mijn vaders kant. Uiteindelijk maakt ook dat niets uit, ik ben wie ik ben en als ik een kind gehad zou hebben was ook dat weer een totaal nieuw product geworden.

Ik ben hierover begonnen omdat ik de "Familieziekte", min of meer de stamboom van de familie Elffers doorgelezen heb en daardoor iets meer te weten ben gekomen over mijn achtergrond van moeders kant. Bijvoorbeeld het spellen van de naam Elffers in een tijdsbestek van ruim driehonderd jaar.

ELFFERS
ELFERS
ELVERS

ELLEVERS

ELPHERS

ELPHERTS

11 december, 2010

10 december, 2010

roodborst



Het observeren van de vogels die van het voer op het plankje voor mijn raam komen pikken is zo leuk, dat ik er een web-cam voor heb aangeschaft. Nu is het wachten op de vinken (heb ik nog niet op het plankje gezien terwijl er genoeg in de tuin zitten) en de Grote bonte specht en misschien wat groenlingen.

merel






07 december, 2010

jive




INSTANT COMPOSERS POOL




Muziek is een golf aaneengeregen klanken, geluid dat op je af komt. Soms aangenaam, maar niet voor iedereen. Geluid en muziek is als een tweeling: ze kunnen niet zonder elkaar, maar ook weer wel.
Geschreven muziek, geïmproviseerde muziek, eeuwenlang doorgegeven tonen en balladen maar ook het zingen of ronken van een motor kan als muziek in de oren klinken.
Elke stroming in de muziek heeft z'n eigen liefhebbers, soms kunnen of willen die muziekliefhebbers niet kiezen en komen zò in het meerstromenland terecht.
Ik ben zo'n liefhebber die nooit een keuze heeft gemaakt of heeft kunnen maken.
De eerste muziek die ik zelf op een oude grammofoon draaide was oude 'zwarte' jazz en 'witte' dixieland. (Niet dat ik mij toen van dat kleurverschil bewust was.)
Het waren grote zware platen van bakeliet, die gedraaid op 78 toeren hun geluid lieten horen. Ik had een hele stapel gekregen in bruinpapieren hoezen. Er zat ook klassiek en operette bij, maar daar was ik niet zo gek op.
Halverwege de jaren zestig begon het Franse chanson, moderne jazz, maar ook het Griekse lied (door de film Zorba de Griek) tot mij door te dringen. Echt luisteren in de vorm van teksten in mij opnemen, deed ik niet. Daar was ook mijn geringe kennis en belangstelling voor talen debet aan.
Rock 'n roll vond ik heerlijk, niet in de laatste plaats omdat ik de Jive een fantastische dans vond waar ik mij volledig in kon laten gaan. Niet zo vloeiend als het paar van het filmpje, maar op mijn eigen wat harde, boerse manier.




Met de beat muziek had ik minder op; ik luisterde er natuurlijk wel naar, maar ik 'kon er niets mee'.
Halverwege jaren zeventig hoorde ik ergens een hoop kabaal en ontdekte ik de Instant Composers Pool, een groep improviserende rasmusici met o.a Han Bennink, Willem Breuker en Misha Mengelberg. Het was een vorm van muziek die ik tot dan toe nooit had gehoord en juist dat onbekende beviel me wel. Op de platen die ik kocht staat een hoop herrie waar je wel tegen moet kunnen. Het is zeker niet altijd voor iedereen aangenaam om te horen, maar leuk is het wel. De lol spat er vanaf!
Sinds kort heb ik weer een werkend draaitafeltje waarop ik ook de ICP platen hun rondjes kan laten draaien. Dat is na veertig jaar soms toch wel even slikken... het is nog steeds een hoop herrie, maar ook het herkennen van wat ik nu in muziek, maar ook andere kunstvormen mis: het met behoud van kwaliteit zoeken naar nieuwe vormen zonder het oude overboord te gooien.
Bij mijn zoektocht op internet ontdekte ik dat de ICP nog steeds bestaat, maar de muziek die ik hoorde klinkt een stuk gestroomlijnder.
Ik weet niet of ik er nu nog op zou vallen.



01 december, 2010



3D PRINTEN

Uit NRC weekblad 13-19 november 2010


Wat een prachtige techniek. Ik kende het 3D frezen al, maar van 3D printen had ik nog niet gehoord.
Nou moet ik ook zeggen dat ik het woord 'printen' hier ook niet echt op z'n plaats vind. Printen blijft voor mij bij uitstek een 2D techniek, wat hier gebeurt is 'opbouwen', d.w.z. het door een pc gestuurde opbouwen van materiaal vanuit het niets. Bij 3D frezen gebeurt het omgekeerde: daarbij wordt pc gestuurd materiaal weggenomen om tot een product te komen.
Ik denk dan ook dat het woord 'printen' gekozen is bij gebrek aan beter.
Maar de techniek blijft fantastisch, er is ook een 'DHZ' printer verkrijgbaar voor een paar honderd euro las ik laatst in de krant, maar je moet er wel een 3D tekenprogramma voor hebben om de pc te kunnen voeden en de 'printer' aan het werk te zetten. Je moet ook kunnen tekenen en gevoel voor vorm hebben, of misschien juist niet!
Met het programma SketchUp van Google schijn je al een heel eind te kunnen komen.

Soms zou ik willen wat later geboren te zijn, want dit is wel heel erg leuk om mee te spelen!

30 november, 2010




(K)OUDER WORDEN...



Buiten wordt het langzaam wit en kouder, binnenin wordt ik ouder en ik voel dat aan het kouder worden van m'n lijf.

Ik heb het altijd al heel snel veel te warm en gooi dan ook eerder iets van mij af, dan dat ik iets extra's aantrek. In de zomer droeg ik meestal alleen een T-shirt, maar sinds mijn buikje prefereer ik een ruim hangend werkoverhemd. In de winter een T-shirt met daaroverheen een werktrui. De broeken blijven zomer en winter hetzelfde, met dien verstande dat ik bij echte warmte de laatste jaren overga op een dunne linnen broek of zelfs een korte, als het werk dat toelaat. Voor een echte winter met ijs en sneeuw heb ik in mijn werkplaats nog een paar oude jassen hangen die tegen een stootje kunnen. Een goede verwarming heb ik er nooit gehad. Een muts op mijn kale bol behoedt mij voor bevroren oren en klompen van een luxer soort zouden mijn voeten warm moeten houden. Zo was het altijd, maar ik begin de kou steeds meer te voelen.

Koude handen heb ik bijna nooit, maar m'n voeten, benen en de rest beginnen 'signalen' uit te zenden. Ik zal mijzelf echt warmer moeten gaan kleden zonder te verworden tot een bol mannetje dat stijf staat in z'n kleding. Ik zal beginnen met de Lange Jaeger onderbroek in ere te herstellen, lang geleden aangeschaft door L. omdat zij mijn 'kleumen' niet langer aan kon zien, maar slechts een paar keer door mij gedragen.
Ooit had ik 'Snow-Boots' en een gewatteerd 'ski-pak', maar daar kon ik niet in werken zoals ik gewend was. Maar tijdens het werk op een sneeuw-festival in Grindelwald bewees het z'n diensten.